Ontleden woordsoorten

Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?
1 / 14
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?

Slide 1 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 2 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 3 - Quiz

Welke lidwoorden zijn er in het Nederlands?

Slide 4 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 5 - Quiz

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn).
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 6 - Open question


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Zelfstandig werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 7 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 8 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
In klas 2m4  zitten alleen maar leuke leerlingen.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord (lw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 9 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 10 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 11 - Open question

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 12 - Open question

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Slide 13 - Open question

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 14 - Open question