What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 2 Feest Combinatietoets oefenen
Hoofdstuk 2 Feest Combinatietoets oefenen
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 2 Feest Combinatietoets oefenen
Slide 1 - Slide
In welke zin is 'mijn tante' het onderwerp ?
A
Ik heb dat aan mijn tante gevraagd.
B
Ik ga naar mijn tante.
C
Daar houdt mijn tante niet van.
Slide 2 - Quiz
In welke zin is 'de tafel' het onderwerp?
A
In mijn kamer staat de tafel.
B
De vaas staat op de tafel.
C
Mijn broer schildert de tafel.
Slide 3 - Quiz
In welke zin is 'het ijsje' een onderwerp?
A
Het ijsje wordt verkocht in een plastic bakje.
B
Wie eet het ijsje op?
C
Waar heb jij het ijsje gekocht?
Slide 4 - Quiz
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
A
Mijn opa / zuigt / altijd / de woonkamer.
B
Mijn / opa / zuigt altijd / de woonkamer.
C
Mijn opa / zuigt altijd / de woonkamer.
Slide 5 - Quiz
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
A
Vanmiddag / om 3 uur / vertrekt / de trein / van perron 9.
B
Vanmiddag om 3 uur / vertrekt de trein / van perron 9.
C
Vanmiddag om 3 uur / vertrekt / de trein / van perron 9.
Slide 6 - Quiz
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
A
Dat / heb / ik / altijd al / gewild / voor mijn verjaardag.
B
Dat heb ik / altijd / al gewild / voor mijn verjaardag.
C
Dat / heb ik / altijd al gewild / voor mijn / verjaardag.
Slide 7 - Quiz
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
A
Hij heeft / zijn / werk niet af.
B
Hij / heeft / zijn werk / niet / af.
C
Hij / heeft zijn werk / niet af.
Slide 8 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Mijn oom uit Spanje is hier op vakantie.
A
Mijn oom
B
Mijn oom uit Spanje
C
oom
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Daar komt mijn hond ook vandaan.
A
daar
B
mijn hond
C
komt mijn hond
D
komt vandaan
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Wat is dat voor iets?
A
Wat
B
is
C
dat
D
voor iets
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Over een week gaan we op vakantie.
A
Over een week
B
een week
C
we
D
op vakantie
Slide 12 - Quiz
Welk woord moet NIET met een hoofdletter?
Met Pasen eten we Paaseieren uit België.
A
Pasen
B
Paaseieren
C
België
Slide 13 - Quiz
Welk woord moet NIET met een hoofdletter?
Waar is mevrouw K. Van der Pijl?
A
Waar
B
K.
C
Van
D
Pijl
Slide 14 - Quiz
Welk woord(en) MOET met een hoofdletter?
ik eet het liefst pindakaas van calvé.
A
ik, pindakaas
B
ik, calvé
C
ik, eet
Slide 15 - Quiz
Welk woord(en MOET met een hoofdletter?
hij komt uit zuid-frankrijk.
A
hij, zuid
B
hij, zuid, frankrijk
C
hij, frankrijk
Slide 16 - Quiz
Staan de hoofdletters goed in deze zin?
'25 leerlingen gaan niet mee.'
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quiz
Welk leesteken moet aan het eind?
Wat heb jij dat goed bedacht
A
.
B
?
C
!
D
,
Slide 18 - Quiz
Welk leesteken moet aan het eind?
Jullie gaan toch ook mee
A
.
B
,
C
?
D
!
Slide 19 - Quiz
Welk leesteken moet aan het eind?
Wie heeft dat gezien
A
.
B
,
C
?
D
!
Slide 20 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
's middags
B
s ' middags
C
'smiddags
D
s middags
Slide 21 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
verassing
B
verrassing
C
veraseing
D
verrasing
Slide 22 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
relegieuze
B
religieuze
C
religieuse
D
relligieuze
Slide 23 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
niveau
B
nievaeu
C
nivaeu
D
niveou
Slide 24 - Quiz
In welke zin staat een woord dat hetzelfde betekent als 'vies'?
A
Het is daar altijd erg netjes.
B
In mijn kamer is het een enorme bende.
C
De koelkast is werkelijk erg smerig.
Slide 25 - Quiz
In weke zin staat een woord dat tegenovergestelde betekent als 'normaal'?
A
Ik vind jouw ideeën wel een beetje apart.
B
Dat vind ik een vervelende manier van doen.
C
Zij hebben nogal ongewone tradities daar.
Slide 26 - Quiz
Wat is een synoniem voor 'manier'?
A
stijl
B
gebied
C
weg
Slide 27 - Quiz
Wat is een synoniem voor 'genre'?
A
manier
B
soort
C
idee
D
onderwerp
Slide 28 - Quiz
Wat is een synoniem voor 'stof' ?
A
manier
B
onderwerp
C
materiaal
D
gebied
Slide 29 - Quiz
In welke zin is het woord 'mysterieus' goed gebruikt?
A
Hij deed een beetje mysterieus toen ze vroeg naar zijn school.
B
Mijn kat is altijd heel mysterieus als hij eten krijgt.
C
Ze reageerde mysterieus toen ze haar diploma haalde.
Slide 30 - Quiz
More lessons like this
Hoofdstuk 2 Feest Combinatietoets oefenen
December 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands grammatica & spelling periode 1
October 2020
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Hoofdletters, leestekens, formuleren klas 2v
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Taalverzorging Iep
February 2021
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Taalverzorging Iep
December 2024
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Hoofdletters en leestekens
April 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3,4
Herhaling Spelling H1-3
December 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
Hoofdstuk 1 - eerste 3 lessen
November 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1