Kiesrechtuitbreiding en politieke partijen

Kiesrechtuitbreiding en politieke partijen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kiesrechtuitbreiding en politieke partijen

Slide 1 - Slide

Inhoud
Nakijken
Herhaling
Uitleg
Opdrachten

Slide 2 - Slide

Huiswerk
5 a: Willem I, want hij was de eerste koning van Nederland.
5 b: Bijvoorbeeld: Inhuldigen is iemand plechtig laten beginnen met zijn functie door bijvoorbeeld een eed van af te leggen.
5 c: B.

6 a: Nee, in 1815 waren gebieden van het Bourgondische Rijk, zoals de hertogdommen Bourgondië en Lotharingen, geen onderdeel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
6 b: Het doel was het creëren van een sterke staat, zodat Frankrijk niet snel weer een veroveringsoorlog zou beginnen.
6 c: 18 jaar (van 1814 tot 1831).

7: Liberalen wilden de voorrechten behouden die zij als gevolg van de Franse Revolutie hadden gekregen, terwijl conservatieven de macht van koningen, edelen en geestelijken van voor de Franse Revolutie wilden herstellen. Hiermee wilden liberalen en conservatieven allebei op een andere manier continuïteit. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk
8 a: De reden hiervoor is dat conservatieve koningen liberale vernieuwingen, zoals het terugdringen van vrijheid en democratie, terugdraaiden.
8 b: Met liberale kranten, waarin kritiek op de conservatieve koningen werd geuit.
8 c: Bijvoorbeeld: Met affiches.

9 a: A. 7 B. 2 C. 1 D. 3 E. 4 F. 6 G. 5. 9b: eigen antwoord

10 a: In afbeelding 3 komen Duitse liberalen en nationalisten (zie de Duitse vlag) in opstand tegen de conservatieve koning in Berlijn. Bij zulke revoluties zoals ook in Frankrijk en Oostenrijk werden conservatieve koningen door liberalen afgezet en kozen inwoners voor vrijheid en democratie. Daarom is het jaar 1848 een keerpunt in de geschiedenis van Europa.
10 b: In afbeelding 3 staan opstandelingen met de Duitse vlag te zwaaien. Deze opstandelingen wilden dat het Duitse volk verenigd zouden worden in één staat. Als mensen een eigen staat voor hun volk willen, noemen we dat nationalisme.



Slide 4 - Slide

Huiswerk
11:
A. De Pruisische minister-president Bismarck voerde oorlogen om Duitse staten te verenigen tot één keizerrijk.
B. In 1861 wisten de nationalistische leiders Cavour en Garibaldi van Italië een verenigd koninkrijk te maken.
C. Na 1871 was Frankrijk erg bezorgd om het verenigde Duitse keizerrijk, een nieuwe grootmacht aan zijn oostgrens.
D. Nationalisme had als politieke beweging in de negentiende eeuw veel succes.
E. Nederland en België gingen in 1831 na een opstand van de Belgen uiteen.
F. De overige Duitse staten wilden het liefst zelfstandig blijven, maar werden door Bismarck ingelijfd bij het verenigde Duitsland.

12 a: Bijvoorbeeld: De grondwet van 1848 is een belangrijke historische bron voor de geschiedenis van Nederland.
12 b: Eerst was koning Willem II tegen liberale vernieuwingen, maar door de democratische revoluties in Europa gaf hij de liberale leider Thorbecke de opdracht om een nieuwe en liberale grondwet te schrijven.
12 c: Koning Willem II was door de democratische revoluties in Europa bang dat ook hij zou worden afgezet.

Slide 5 - Slide

Huiswerk
13 a: 1. benoemt 2. keurt met een meerderheid goed 3. kiest 4. kiest 5. kiest
13 b: Met de grondwet van Thorbecke mochten burgers de Tweede Kamer kiezen en werd de Eerste Kamer door de Provinciale Staten verkozen. Hiermee werd de Staten-Generaal een volksvertegenwoordiging. De ministers waren afhankelijk van de Staten-Generaal: de ministers hadden het vertrouwen nodig van de Staten-Generaal voor hun plannen en zij droegen ministeriële verantwoordelijkheid. Ministers waren verantwoordelijk voor de uitspraken van de koning en moesten hiervoor verantwoording afleggen aan de Staten-Generaal. Zo kwam de macht door de grondwet van Thorbecke bij de Staten-Generaal te liggen.
13 c: De Staten-Generaal bestond vroeger uit niet-gekozen vertegenwoordigers van de provincies. Deze provincies waren toen zelfstandig en werkten alleen samen bij zaken die iedereen aangingen. Met de grondwet van Thorbecke werd de Staten-Generaal gekozen door burgers en nam de Staten-Generaal ook beslissingen over zaken waarover provincies vroeger beslisten.
13 d: De liberalen waren nooit in opstand gekomen tegen de koning, maar wisten wel liberale vernieuwingen door te voeren in de grondwet van 1848.
13 e: Door de nieuwe grondwet had de koning weinig meer te zeggen en kwam er veel meer vrijheid en democratie.

Slide 6 - Slide

Beantwoord de vragen
Wat houdt het 'conservatisme' in?
Wat houdt het 'liberalisme' in?
Wat houdt het 'nationalisme' in?
Hoe wordt de politiek in Europa ingericht na de Slag bij Waterloo?
Hoe ontstaat Duitsland in 1871?
Waarom is 1848 een revolutiejaar?
Welke veranderingen komen er in Nederland door het revolutiejaar?

Slide 7 - Slide

Censuskiesrecht
Door de grondwet van Thorbecke kozen burgers nu de Tweede Kamer. Eerst alleen een kleine groep rijke mannen die genoeg belasting betaalden. 
De liberalen die het land regeerden vonden dat niet iedereen kiesrecht moest hebben. Ze vonden hen niet slim genoeg om mee te doen aan de politiek. Eerst moest de arme bevolking beschaafd worden via beter onderwijs. 

Slide 8 - Slide

Feminisme en socialisme
Arbeiders en vrouwen vonden dat het kiesrecht niet uitgebreid genoeg was. Zij gingen zich organiseren en actie voeren voor algemeen kiesrecht. Feministen vonden dat vrouwen dezelfde rechten moesten hebben als mannen. 

Zo nam de druk op de regering toe. In 1917 kregen mannen kiesrecht, in 1919 vrouwen.

Slide 9 - Slide

Algemeen kiesrecht
Door het algemene kiesrecht kregen de liberalen minder macht. De arbeiders en gelovige burgers kozen andere stromingen dan het liberalisme. 
Met de kiesrechtuitbreiding veranderde de verhoudingen in de Kamers enorm. Er kwamen mensen in de kamer die minder verstand hadden van de politiek. Politieke leiders moesten doen wat hun achterban wilde. Anders stemden mensen niet nog een keer op je. 

Slide 10 - Slide

Politieke partij
Politici die een programma wilden uitvoeren, vormden samen een politieke partij. De partij maakte propaganda voor hun programma, om kiezers over te halen. 

Hoe meer mensen op een partij stemden, hoe meer vertegenwoordigers die partij in het parlement kregen. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk
HB blz. 83/84

WB blz. 97/98
Opdracht 14 t/m 19



Slide 12 - Slide