kommagebruik en discussie

Nederlands
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Deze les
terugblik vorige les
kommagebruik 
oefenen spreken
afmaken huiswerkopdrachten 
evaluatie 

Slide 2 - Slide

Waar moet je aan denken als je klachtengesprek voert als klager?

Slide 3 - Open question

Waar moet je aan denken als je een klachtengesprek voert als behandelaar?

Slide 4 - Open question

De regels voor kommagebruik
Een komma = een pauze
1. direct na het woord
2. vóór het signaalwoord, zoals want, omdat, maar
3. In opsommingen
4. tussen twee persoonsvormen (werkwoorden)
5. Na een naam
voorbeelden op het bord

Slide 5 - Slide

In welke zin staat de komma / staan de komma's op de juiste plek?
A
Ik ben te laat omdat, ik me verslapen heb.
B
Ik lust graag ijs, chocola, chips, en taart.
C
Als ik tennis, voetbalt mijn broertje.
D
Peter wil jij de afwas doen?

Slide 6 - Quiz

Wanneer gebruik je géén komma?
A
Anne, geef mij eens een nieuwe pen.
B
We kopen eerst fruit, en daarna pas snoep.
C
Dieter is gek op pizza, want hij komt uit Italië.
D
Als jij opschiet, zijn we nog op tijd.

Slide 7 - Quiz

Ik heb jarenlang kunnen, genieten van spaghetti.


Het kommagebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Goed of fout?
We gaan vroeg weg, omdat we niet te laat willen komen.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Welke zin is onjuist?
A
Nederland, dat aan de Noordzee ligt, heeft geen bergen.
B
Wie vandaag bestelt, krijgt 10% korting.
C
Mijn, oma, tante en oom waren op mijn verjaardag.
D
Automobilisten die te hard rijden, worden bekeurd.

Slide 10 - Quiz

In welke zin staan de komma's op de juiste plek?
A
Als ik, naar school ga neem ik mee: pennen, schriften en boeken.
B
Als ik naar school ga neem ik mee: pennen, schriften, en boeken.
C
Als ik naar school ga, neem ik mee: pennen, schriften en boeken.
D
Als ik naar school ga neem ik, mee: pennen, schriften en boeken.

Slide 11 - Quiz

In welke aanhef staat de komma op de juiste plaats?
A
Geachte, meneer/ mevrouw
B
Geachte meneer/mevrouw,
C
Geachte meneer, mevrouw
D
Geachte meneer/mevrouw

Slide 12 - Quiz

Komma gebruik en iemand aanspreken:
Welke zin is juist?
A
Mirthe, wil je ook iets drinken?
B
Mirthe wil je ook iets drinken?

Slide 13 - Quiz

oefenen...
Zet de komma's op de goede plaats in de zinnen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

discussie voeren

Slide 16 - Slide

startoefening 
andersommen  =  goed luisteren

Slide 17 - Slide

Stappen 
  1. maak tweetallen
  2. spreek af wie er voor en tegen de stelling is
  3. student 1 noemt de stelling en zegt waarom hij voor de stelling is
  4. student 2 zegt dat hij tegen de stelling is en vertelt waarom
  5. voer een discussie over de stelling
  6. trek een conclusie 

Slide 18 - Slide

stelling 1
Het is beter om Moeder- en Vaderdag te vervangen door één ‘Ouderdag'

Slide 19 - Slide

Stelling 2
Alle kinderen zonder broertjes of zusjes moeten een huisdier krijgen

Slide 20 - Slide

Stelling 3
Alle lantaarnpalen moeten ’s nachts uit

Slide 21 - Slide

evaluatie
Wat heb je geleerd?

Slide 22 - Open question

Ik weet nu wanneer ik een komma moet gebruiken.
ja
nee

Slide 23 - Poll

Wat wil je nog leren?

Slide 24 - Open question