De jaarlijkse verdeling van de waterafvoer
eigenschappen van het stroomgebied: waterbergend vermogen van de grond wordt bepaald door: eigenschappen van de bodem, ondergrond (het zogenaamde moedergesteente) en reliëf.
Een rotsachtige ondergrond, een dunne of een bevroren bodemlaag kan weinig water opnemen.
(Diepe) zandbodems hebben wel een groot waterbergend vermogen (veel ruimte tussen zandkorrels).
Steile hellingen zal het water sneller afstromen dan vanaf een gebied dat bijna vlak ligt.
Rotsachtig gebied in de Ardennen water trekt niet in bodem en stroomt snel neerslag wordt snel, via de Maas, naar Nederland afgevoerd.