Herhaling 2C

Herhaling 2C
Bijwoordelijke bepaling
Trappen van vergelijking

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling 2C
Bijwoordelijke bepaling
Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

Job loopt een rondje door de stad.

loopt
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Quiz

Mijn fiets is gisteravond gestolen.

gisteravond
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz


De bijwoordelijke bepaling....
A
Geeft o.a. antwoord op vragen met: Waar Wanneer?
B
Geeft geen duidelijke handeling weer.
C
Is alles wat overblijft in de zin, een prullenbak.
D
Ondergaat de handeling van het onderwerp.

Slide 4 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Op zaterdagavond krijg ik van mijn ouders chips
A
Op zaterdagavond
B
ik
C
van mijn ouders
D
chips

Slide 5 - Quiz

Veel scholieren reizen met het openbaar vervoer.

veel scholieren
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quiz

Morgen gaan we naar Den Haag.

morgen
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Morgen gaan we naar Den Haag.

naar Den Haag
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 9 - Quiz


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 10 - Quiz


In 2017 hebben wij twee katten geadopteerd uit het asiel.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?


A
Twee katten, uit het asiel
B
Uit het asiel, in 2017
C
in 2017
D
Uit het asiel

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 12 - Quiz

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 13 - Quiz

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
geel - ... - ...

Slide 14 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

.........- verder - verst

Slide 15 - Open question

Vul de trappen van vergelijking in
breed - ................ - .................

Slide 16 - Open question

Vul de trappen van vergelijking in
goed - ................ - .................

Slide 17 - Open question

Maak 'de trappen van vergelijking' af:

wreed - wreder - _________

Slide 18 - Open question

Welke film wil je kijken?
A
Sonny Boy
B
Mijn beste vriendin Anne Frank
C
De Tweeling
D
Een andere film die op Netflix staat

Slide 19 - Quiz