What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H5 herhaling toetsstof
Tentamenstof
Opdracht 1:
Maak een spiekbriefje van de tentamenstof:
H5 kritisch lezen, woordenschat samenstellingen, taalverzorging
H6 Lezen tekst en publiek, woordenschat spreekwoorden, taalverzorging
timer
10:00
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Tentamenstof
Opdracht 1:
Maak een spiekbriefje van de tentamenstof:
H5 kritisch lezen, woordenschat samenstellingen, taalverzorging
H6 Lezen tekst en publiek, woordenschat spreekwoorden, taalverzorging
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Wat is kritisch lezen?
A
De tekst snel doorlezen en een beeld krijgen waar het over gaat.
B
De tekst niet lezen en alleen kijken naar de titel en tussenkopjes.
C
De tekst lezen, lettend of deze betrouwbaar is en objectief is geschreven.
D
De tekst zo lezen dat je het ook leert.
Slide 2 - Quiz
Wat is het
doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
Slide 3 - Quiz
Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 4 - Quiz
Wat is het publiek van een tekst?
A
mensen die bij het lezen van de tekst zitten
B
mensen voor wie de tekst is geschreven
C
mensen die meekijken met de tekst
D
mensen die de tekst willen lezen
Slide 5 - Quiz
Wat is het publiek van deze tekst?
A
breed publiek
B
klein, gespecialiseerd publiek
C
klein publiek, één persoon
Slide 6 - Quiz
Wie is het publiek van een tekst?
A
De schrijver
B
De lezer(s)
C
De uitgever
D
De winkeliers
Slide 7 - Quiz
Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
wangen
C
springen
D
kaasschaaf
Slide 8 - Quiz
Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots
Slide 9 - Quiz
spreekwoord
A
je kunt de woorden veranderen
B
je kunt de zin niet veranderen
C
letterlijke betekenis
D
een deel van een zin
Slide 10 - Quiz
Spreekwoorden hebben een...
A
Letterlijke betekenis
B
Figuurlijke betekenis
Slide 11 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Met deze auto wil ik rijden.
A
met deze auto
B
wil rijden
C
auto
D
ik
Slide 12 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren
Slide 13 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Ik heb alles aan mijn vriendin verteld.
A
aan mijn vriendin
B
ik
C
alles
D
er is in deze zin geen bijwoordelijke bepaling
Slide 14 - Quiz
trappen van vergelijking
groot-....-....
A
groter- groost
B
grooter-grootst
C
groterder- grootst
D
groter-grootst
Slide 15 - Quiz
Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst
Slide 16 - Quiz
Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
Wat is een verkleinwoord?
A
het baby-bed
B
het poesje
C
de kitten
D
het kuiken
Slide 18 - Quiz
verkleinwoorden
1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed
Slide 19 - Quiz
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje
Slide 20 - Quiz
Vul aan met het vaste voorzetsel.
zeker zijn ........
A
in
B
van
C
op
D
met
Slide 21 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een vast voorzetsel?
A
houden van
B
bang zijn voor
C
rekenen met
D
verliezen door
Slide 22 - Quiz
Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord verlangen .....?
A
in
B
tegen
C
naar
D
met
Slide 23 - Quiz
Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord rekenen?
A
met
B
tegen
C
uit
D
op
Slide 24 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat tussen haakjes staat:
(wedden) Mijn vriend zei: ‘Ik ___ dat jij een koude pizza krijgt.’
A
wedt
B
wet
C
gewed
D
wed
Slide 25 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat tussen haakjes staat:
(gebeuren) Helaas heb ik verloren, want wat hij voorspelde, is ook ___.
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurtd
Slide 26 - Quiz
Schrijf het woord in het meervoud:
taxi
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxis'
Slide 27 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën
Slide 28 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën
Slide 29 - Quiz
Meervoud
A
cafées
B
cafees
C
cafés
D
café 's
Slide 30 - Quiz
Meervoud
A
caloriën
B
calorieën
Slide 31 - Quiz
Meervouden
A
lomperiken
B
lomperikken
Slide 32 - Quiz
Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's
Slide 33 - Quiz
Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren
Slide 34 - Quiz
More lessons like this
herhalen taalverzorging start schooljaar
August 2021
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Herhaling PW
June 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Les 26
April 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Les 25
April 2021
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
L3 Taalbeschouwing: woordleer
January 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
H5 Toetsvoorbereiding
March 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
9-6 B1B Voorbereiding op de so
June 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
4V spelling: meervoud, verkleinwoorden & tussenklank
November 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4