Achtervoegsels H4 - 2

Welkom! 
Ga rustig naar je plek, pak je leesboek+schrift+pen
+laptop (deze laat je nu dicht).

Als iedereen zit starten we met 
lezen.
timer
8:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 
Ga rustig naar je plek, pak je leesboek+schrift+pen
+laptop (deze laat je nu dicht).

Als iedereen zit starten we met 
lezen.
timer
8:00

Slide 1 - Slide

Ken je de voorvoegsels nog?

Slide 2 - Slide

Welke voorvoegsels weet je nog?

Slide 3 - Open question

Achtervoegsels!
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.
Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 4 - Slide

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:
-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks

Slide 5 - Slide

Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 6 - Quiz

Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 7 - Quiz

Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk

Slide 8 - Quiz

Welk woord kan je voor -baar zetten?
A
aai
B
begrip
C
lui
D
werkelijk

Slide 9 - Quiz

Welk woord kan je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 10 - Quiz

Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we stukken van een woord die je achter verschillende woorden kunt plakken?
A
voorvoegsels
B
voegwoorden
C
tussenvoegsels
D
achtervoegsels

Slide 12 - Quiz

Oefening
Welk woord met een achtervoegsel past bij de volgende woordbetekenissen?

Slide 13 - Slide


zonder waarde

Slide 14 - Open question

elke week

Slide 15 - Open question

je kunt ze wassen

Slide 16 - Open question

met veel humor

Slide 17 - Open question

geen gevoel

Slide 18 - Open question

huiswerk voor woensdag 1 feb
Maken H4 woordenschat blz 102 opdracht 2, 3,
opdr 4: (tm 4+7), 5

Klaar? Controleer je aantekeningen. 
Maak eventueel een woordenlijst van H3 

Slide 19 - Slide