3.6.1 Achtervoegsels

1 / 17
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Ken je de voorvoegsels nog?

Slide 2 - Slide

Antinononmiswanherexminiinter

Slide 3 - Slide

We gaan een spelletje doen!
• De docent plakt bij iedereen een blaadje op de rug.
• Op het blaadje staat een deel van een woord.
• Je zoekt de persoon op met wie je een goed woord kunt maken.

Slide 4 - Slide

Waar ging het spelletje over?

Slide 5 - Slide

Achtervoegsels!
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.
Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 6 - Slide

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:
-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks

Slide 7 - Slide

Samen aan het werk!
We gaan samen de quiz doen en daarna opdracht 2 en 3 van woordenschat H3 maken.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Zelf aan het werk.
Ga verder met de opdrachten die horen bij woordenschat H1 t/m H3. Zorg dat je iig t/m opgave 3 van H3 af maakt.

Slide 10 - Slide

Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 11 - Quiz

Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 12 - Quiz

Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk

Slide 13 - Quiz

Welk woord kan je voor -baar zetten?
A
aai
B
begrip
C
lui
D
werkelijk

Slide 14 - Quiz

Welk woord kan je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 15 - Quiz

Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we stukken van een woord die je achter verschillende woorden kunt plakken?
A
voorvoegsels
B
voegwoorden
C
tussenvoegsels
D
achtervoegsels

Slide 17 - Quiz