6.4: Spanningen in de Nederlanden

Welke religieuze stroming ontstond er tijdens de reformatie?
A
Protestantisme
B
Hindoeïsme
C
Boeddhisme
D
Katholicisme
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke religieuze stroming ontstond er tijdens de reformatie?
A
Protestantisme
B
Hindoeïsme
C
Boeddhisme
D
Katholicisme

Slide 1 - Quiz

Wat was de straf voor ketters tijdens de heerschappij van Karel V?
A
Gevangenisstraf
B
Verbrand op de brandstapel
C
Verbanning uit het land
D
Boete betalen

Slide 2 - Quiz

Welke technologische ontwikkeling droeg bij aan de verspreiding van de Reformatie?
A
De ontdekking van nieuwe landen
B
De ontwikkeling van handelsroutes
C
De uitvinding van de boekdrukkunst.
D
De verbetering van wapens

Slide 3 - Quiz

6.4: Spanningen in de Nederlanden
De Nederlandse gewesten stonden onder heerschappij van Karel V en later Filips II. Ze werden bestuurd door de Staten en de stadhouder. De protestanten worden streng vervolgd in de Nederlanden. De edelen vragen aan de landvoogdes om genade, waarna er uiteindelijk een Beeldenstorm zal uitbreken.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 6.4
6.4A: Je kunt uitleggen wie Karel V was en wat hij te maken heeft met Nederland.
6.4B: Je kunt het bestuur binnen de Nederlanden samenvatten waarbij je gebruikt maakt van de volgende woorden: gewesten, stadhouder.
6.4C: Je kunt beredeneren dat de Beeldenstorm een logisch gevolg was van het beleid van Filips II.

Slide 5 - Slide

Karel V
  • Landsheer van Nederlanden, koning van het Spaanse Rijk, later keizer van het Duitse Rijk
  • Een van de machtigste Europese vorsten uit zijn tijd, 'rijk waar de zon nooit onder gaat'
  • Ondanks zijn macht heeft hij grote problemen door oorlogen met Frankrijk en het Turkse Rijk
LD: 6.4A

Slide 6 - Slide

Aftreden
  • Karel V probeert protestanten te bestrijden, maar heeft hier geen succes in 
  • Treed af in 1555, in Spanje en Nederland opgevolgd door zijn zoon Filips II
LD: 6.4A

Slide 7 - Slide

Bestuur Nederlanden
  • Nederlanden: 17 gewesten, zelfstandig gebied met eigen wetten, taal en munt
  • Elk gewest had eigen bestuur
  • Stadhouder: hoge edelman als plaatsvervanger van de landsheer, aanvoerder leger
  • Landvoogdes: bestuurt gewesten namens de koning
LD: 6.4B

Slide 8 - Slide

Begin van een conflict
  • Filips II: Nederland moet eenheid worden, overal dezelfde wetten en iedereen katholiek
  • Gewesten en hoge edelen willen zelfstandig blijven en oude rechten behouden
  • Andere belangen!
LD: 6.4C

Slide 9 - Slide

Van vervolging naar prediken
  • Edelen gaan naar Margaretha van Parma (landvoogdes) met het verzoek protestanten minder streng te straffen, uit angst voor opstand. 
  • Margaretha geeft toe
  • Protestantse predikanten preken in openbaar, o.a. dat beelden niets met het geloof te maken hebben
LD: 6.4C

Slide 10 - Slide

Beeldenstorm
  • Er wordt gehoor gegeven aan oproep om beelden uit kerken te vernielen = Beeldenstorm (1566)
  • Filips II: Woedend, stuurt zijn beste generaal met leger naar NL
  • Hertog van Alva nieuwe landvoogd
LD: 6.4C

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Filips II wilde dat de Nederlandse gewesten een eenheid zou worden, de edelen in de Nederlanden niet. Benoem een reden waarom zij dit niet wilden.

Slide 13 - Open question

Het geloof was een reden om mee te doen aan de Beeldenstorm. Bedenk een andere reden waarom mensen mee deden aan de Beeldenstorm.

Slide 14 - Open question

Benoem een verschil tussen de vroegere gewesten en de huidige provincies.

Slide 15 - Open question

Wat is de functie van een stadhouder?
A
Het vertegenwoordigen van de koning in de gewesten.
B
Het onderhouden van stadsmuren.
C
Het leiden van religieuze ceremonies.
D
Het beheren van de stadskas.

Slide 16 - Quiz

Wat was de rol van de landheer in het bestuur van de Nederlanden?
A
De landheer had geen directe macht in het bestuur.
B
De landheer was een adviseur van de landvoogd.
C
De landheer was de soeverein van de Nederlanden.
D
De landheer was verantwoordelijk voor de lokale bestuurstaken.

Slide 17 - Quiz