Oriënteren; de docent laat een muziekstuk horen, de leerling gaat waarnemen, beleven en associëren. Onderzoeken; de leerling gaat eigen mogelijkheden onderzoeken en bedenken. Uitvoeren; met de kennis en vaardigheden die de leerling heeft opgedaan in de onderzoeksfase gaat de leerling de opdracht uitvoeren. Evalueren; het proces en de leeropbrengst worden besproken (LKCA, 2017).