This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
De Holocaust
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kan uitleggen:
Wat concentratiekampen zijn
Wat vernietigingskampen zijn
Wat de Holocaust is
Wat de Duitse rassenleer inhield
Welke discriminerende maatregelen de Nazi's namen
Slide 2 - Slide
Wat is de Holocaust?
Slide 3 - Mind map
De Holocaust
De grootste misdaad van de Nazi's was de moord op de Joden.
In de oorlog worden ongeveer 6.000.000 Joden vermoord.
Ze wilden het volk uitmoorden, oftewel genocide plegen.
Deze genocide noemen we de Holocaust
Slide 4 - Slide
Maar waarom?
De Nazi's geloofden in mensen 'rassen'
Volgens hun rassenleer was het Germaanse ras superieur
Joodse "ras" was het allerslechtste
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Noem 3 anti-Joodse maatregelen
Slide 7 - Mind map
Joden mogen niet:
- Een ambtenaar zijn
- Trouwen met het Germaanse ras
- Wonen in bepaalde wijken
- Eten in bepaalde restaurants
- Zwemmen in bepaalde zwembaden
- Een winkel beginnen
- Met het Germaanse ras naar school
Slide 8 - Slide
Joden worden geïsoleerd en vervolgens gedeporteerd.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
onderduikers
Slide 13 - Slide
Nederland 140.000 Joden.
30.000 gevlucht /ondergedoken
107.000 afgevoerd --> 5200 overleefd
Slide 14 - Slide
Tweede Wereldoorlog totaal:
6.000.000 Joden omgekomen
Maar ook
verzetstrijders
gehandicapten
homoseksuelen
Jehova's
Communisten
Slide 15 - Slide
Auschwitz
Auschwitz was een concentratie- en vernietigingskamp
De Nazi's bouwden het in Polen
Het belangrijkste doel was minderwaardige mensen doden
Er zijn er in dit kamp ongeveer 1.1 miljoen mensen gestorven
Dit zegt misschien weinig, maar als je al die mensen achter elkaar legt krijg je een rij van Rotterdam naar Kiev, Oekraïne. 1870 kilometer.
Concentratiekamp: Een kamp waar (politieke) vijanden in worden opgesloten
Vernietigingskamp: Een kamp met als doel om zoveel mogelijk mensen te doden (moordfabriek)
Slide 16 - Slide
Filmpje
Auschwitz van boven
Let erop hoe gigantisch groot deze moordfabriek was
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
00:02-00:18
Het spoor
Hier kwamen de gevangenen aan. Op het hoogtepunt 15.000 per dag. De meesten waren binnen een uur dood.
Slide 19 - Slide
00:21-00:30
De barakken
Dit zijn de overblijselen van de barakken. In iedere barak zaten 1200 mensen.
Slide 20 - Slide
00:35-00:43
De toegangspoort
Hier kwamen gevangenen binnen. op de poort staat "werk maakt je vrij". Als je jezelf doodwerkt, ben je vrij.
Slide 21 - Slide
00:50-01:00
Auschwitz 1
Het kamp bestond uit twee delen. Auschwitz 1 (werkkamp) en Auschwitz 2-Birkenau (dodenkamp).
Slide 22 - Slide
01:07-01:20
Binnenplaats tussen barak 10 en 11
Het rechtergebouw was de gevangenis (voor de overtreders van regels). Op de binnenplaats werden mensen geëxecuteerd. De ramen waren dicht, maar iedereen kon de schoten horen. Angst was ook een wapen van de Nazi's.
Slide 23 - Slide
01:57-02:06
Prikkeldraad
De Nazi's gebruikten prikkeldraad om de gevangenen binnen te houden. Het hek stond onder stroom. Als je het aanraakte, stierf je. Ook lagen er mijnen. Toch probeerden mensen het.
Slide 24 - Slide
02:09-02:21
Auschwitz 2-Birkenau
Dit was het dodenkamp. Hier gingen mensen heen om te sterven. Velen werden vergast. Per dag konden wel 8000 lijken verbrand worden
Slide 25 - Slide
Heinrich Himmler
Leider van de SS en een van de belangrijkste mannen van de NSDAP
Himmler was een van de hoofdverantwoordelijke van de Holocaust en daarmee een van de grootste oorlogsmisdadigers uit WO2
Slide 26 - Slide
Het leven in een kamp
Eten
Het eten was niet voedzaam en er was te weinig van. Per dag kregen gevangenen:
- 180 gram brood (vermengd met zaagsel)
- 1 deciliter water (ongeveer 2 slokken)
- Een stukje suikerbiet
- Een theelepel boter
Soms kreeg je een bruine vloeistof die doormoest als koffie of soep wat eerder warm water was
Slapen
In de barakken stonden stapelbedden. Ieder stapelbed had 3 bedden. In ieder bed sliepen 3-4 mensen. Per stapelbed dus 9 tot 12 mensen. Ze sliepen op het hout of met vlooien en luizen gevuld hooi.
Werken
Als je niet werd vermoord, moest je werken. Je had goede baantjes, zoals kok of het uitzoeken van spullen (je kon dan vaak extra eten krijgen) en slechte baantjes, zoals werken in de mijnen of het crematorium.