This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
er fel ijkheid
Test
Slide 1 - Slide
In de loop van de eeuwen zijn er veel veranderingen opgetreden in het uiterlijk van het varken. Deze veranderingen zijn onder meer het gevolg van kunstmatige selectie. Zo hebben wilde zwijnen nog steeds een rechte staart, maar het varken van nu heeft een krulstaart. De eigenschap ‘krulstaart’ wordt veroorzaakt door een recessief gen. Er zijn ook veel niet-direct-zichtbare veranderingen opgetreden. Een wild zwijn heeft bijvoorbeeld 36 chromosomen in zijn gewone lichaamscellen en een varken 38 chromosomen. In de tekst hiervoor wordt gesproken over een vorm van selectie. Leg uit wat selectie is.
Slide 2 - Open question
In gebieden waar varkens los rondlopen, komen kruisingen tussen varkens en wilde zwijnen regelmatig voor. Een varken is homozygoot voor de eigenschap krulstaart. Een wild zwijn is homozygoot voor de eigenschap rechte staart. Heeft een nakomeling uit zo’n kruising een krulstaart of een rechte staart? Leg je antwoord uit
In de loop van de eeuwen zijn er veel veranderingen opgetreden in het uiterlijk van het varken. Deze veranderingen zijn onder meer het gevolg van kunstmatige selectie. Zo hebben wilde zwijnen nog steeds een rechte staart, maar het varken van nu heeft een krulstaart. De eigenschap ‘krulstaart’ wordt veroorzaakt door een recessief gen. Er zijn ook veel niet-direct-zichtbare veranderingen opgetreden. Een wild zwijn heeft bijvoorbeeld 36 chromosomen in zijn gewone lichaamscellen en een varken 38 chromosomen.
Slide 3 - Open question
Hoeveel chromosomen heeft een eicel van een wild zwijn?
In de loop van de eeuwen zijn er veel veranderingen opgetreden in het uiterlijk van het varken. Deze veranderingen zijn onder meer het gevolg van kunstmatige selectie. Zo hebben wilde zwijnen nog steeds een rechte staart, maar het varken van nu heeft een krulstaart. De eigenschap ‘krulstaart’ wordt veroorzaakt door een recessief gen. Er zijn ook veel niet-direct-zichtbare veranderingen opgetreden. Een wild zwijn heeft bijvoorbeeld 36 chromosomen in zijn gewone lichaamscellen en een varken 38 chromosomen.
Slide 4 - Open question
Bij welke techniek van vermeerderen hebben de nakomelingen dezelfde eigenschappen als de ouders? Bij:
A
geslachtelijke voortplanting
B
klonen
C
kunstmatige selectie
Slide 5 - Quiz
Is dit een chromosomenportret van een mannelijk dier of een vrouwelijk dier?
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Dit is niet te zeggen
D
Hermafrodiet
Slide 6 - Quiz
Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet. Clara is zwanger. Ze wil weten of haar kindje taaislijmziekte heeft. Welk soort onderzoek kan zij het beste laten doen?
A
Een DNA-vingerafdruk.
B
Een vruchtwaterpunctie.
C
Een weefselkweek.
D
Een DNA-modificatie.
Slide 7 - Quiz
Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Het onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.
Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?
Sleep het vinkje naar het goede antwoord.
alleen rr
alleen Rr
alleen RR
Rr of rr
RR of Rr
Slide 8 - Drag question
De volgende vragen horen bij elkaar. De informatie op deze slide heb je nodig om ze te beantwoorden (klik op het plaatje om deze te vergroten. Bij de volgende pagina's staat het plaatje ook achter het oogje)
Kloneren
Men wil van een koe met gunstige eigenschappen veel meer nakomelingen krijgen dan op een natuurlijke manier mogelijk is. Dat is tegenwoordig mogelijk met de kloneer-methode. Bij kloneren wordt een zogenoemde superkoe bevrucht door een stier met gunstige eigenschappen. De bevruchte eicel deelt zich. Het klompje cellen wordt uit de superkoe gehaald en gesplitst. Wat er gebeurt bij het kloneren, is schematisch weergegeven in de afbeelding.
Slide 9 - Slide
Zijn de delingen bij proces X op de afbeelding gewone celdelingen (mitosen) of zijn het reductiedelingen (meiosen)? Of is dit niet te zeggen op grond van de gegevens?
A
Gewone celdelingen (mitosen).
B
Reductiedelingen (meiosen).
C
Dit is niet te zeggen op grond van de gegevens.
Slide 10 - Quiz
Bij het kloneren wordt gebruikgemaakt van een aantal koeien: de superkoe, de donorkoe en draagkoeien.
10 Levert de donorkoe een bijdrage aan het genotype van de kalveren? En levert een draagkoe daaraan een bijdrage?
A
Geen van beide.
B
Alleen de donorkoe.
C
Alleen een draagkoe..
D
Zowel de donorkoe als een draagkoe.
Slide 11 - Quiz
Een gewone lichaamscel van een koe heeft zestig chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft een cel P (zie afbeelding)? En hoeveel heeft een cel R er?
Sleep het vinkje naar het goede antwoord
Cel P 30
Cel R 30
Cel P 30
Cel R 60
Cel P 30
Cel R 120
Cel P 60
Cel R 30
Cel P 60
Cel R 60
Cel P 60
Cel R 120
Slide 12 - Drag question
Hebben de drie kalveren die bij dit kloneren zijn ontstaan, allemaal hetzelfde geslacht of kunnen ze ook een verschillend geslacht hebben? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Open question
Dit was de laatste vraag over het klonen van de koeien
Slide 14 - Slide
De eigenaar van een struisvogelfarm spoot als grap de bebroede eieren van zijn struisvogels in met kleurstof. De kuikentjes werden groen, oranje, blauw en geel. Tegen de tijd dat ze veren kregen, raakten ze hun kleur weer kwijt. Jerney zegt: ‘Door de behandeling werden het genotype en het fenotype van de kuikens veranderd.’ Tooske zegt: ‘Door de behandeling werd alleen het fenotype van de kuikens veranderd.’ Leg uit wie er gelijk heeft.
Slide 15 - Open question
Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr
Slide 16 - Quiz
Bij mensen is het gen voor een loszittend oorlelletje dominant over dat van een vastzittend oorlelletje. Een man en een vrouw zijn heterozygoot voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans dat ze een kind krijgen dat ook heterozygoot is?
A
25%
B
75%
C
50%
D
100%
Slide 17 - Quiz
Het kunnen proeven van een bepaalde stof wordt bepaald door een dominant gen (A). Het niet kunnen proeven komt door een recessief gen. Welke van de onderstaande ouders kunnen een kind krijgen dat deze stof niet kan proeven?
A
aa en AA
B
Aa en Aa
C
Aa en AA
D
AA en AA
Slide 18 - Quiz
Bij mensen is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik haar (h). Je ziet hier een stamboom van een bepaalde familie. Hoe groot is de kans dat persoon 2 homozygoot is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 19 - Quiz
Een man en een vrouw hebben drie kinderen. Het zijn twee jongens en een meisje. De man kan tongrollen. De vrouw niet. Eén van de jongens en het meisje kunnen ook tongrollen. De andere jongen niet. Het kunnen tongrollen is een dominante eigenschap. Teken van deze familie de stamboom en schrijf de goede letters bij ieder individu. Gebruik de letters T (voor tongrollen) en t (voor niet kunnen tongrollen). Maak hier een foto van
Slide 20 - Open question
Wat is het genotype van nummer 7?
Taaislijmziekte is een ziekte waarbij slijm dat in Taaislijmziekte is een ziekte waarbij slijm dat in het lichaam wordt gemaakt, abnormaal dik en taai is. Dit veroorzaakt problemen in verschillende orgaanstelsels. Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a). In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de ziekte voorkomt. Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?
Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 21 - Quiz
Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?
Sleep het vinkje naar het goede antwoord.
0%
25%
50%
75%
100%
Slide 22 - Drag question
Texelaars zijn schapen die meestal een witte vacht hebben. Er bestaan ook blauwe Texelaars. Hun vacht is bruingrijs en de ondervacht is blauwachtig van kleur. Het gen voor wit haar is dominant. Een heterozygoot mannetje paart met een heterozygoot vrouwtje. Hoe groot is de kans dat een nakomeling uit deze kruising een blauwe Texelaar is? (antwoord mag ook met een foto gegeven worden)
Slide 23 - Open question
Duncan Laurence heeft op 18 mei 2019 het songfestival gewonnen. Hij heeft 'loep-zuiver' gezongen.
Sleep het vinkje bij elke vraag naar de juiste plek.
Als zingen een erfelijke eigenschap is die te vinden is op één speciale plek, hoe noem je die plek ?
Stel dat men heeft ontdekt dat Duncan heterozygoot is voor de eigenschap: 'zuiver zingen. Dan is zijn genotype:
Stel dat Duncan nakomelingen krijgt samen met iemand die 'NIET zuiver zingt'. Van de nakomelingen zingt dan:
Heterozygoot: Zingt Duncan dan voor 50 % zuiver en voor 50 % Niet-zuiver?