hv1p di 12 apr -1

Welkom hv1p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Leesboek
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom hv1p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • lezen in je leesboek

  • leren over grammatica: werkwoordelijk gezegde

  • we maken opdrachten

Slide 2 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Slide 4 - Slide

Grammatica - wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
De persoonsvorm en het onderwerp ken je al. 
Oja? Is dit zo? Hoe zat het ook alweer?

Een ander zinsdeel is het werkwoordelijk gezegde (wg), 
dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin.
-> Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 6 - Slide

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden, als die er zijn.
  • Zullen / we (ow) / morgen / samen / een cadeau / kopen / in de stad? 
     wg
    = zullen kopen
  • Peter (ow) / nodigt / familie en vrienden / uit / voor zijn verjaardag.    wg = nodigt uit (want het hele werkwoord is uitnodigen)

Slide 7 - Slide

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?
Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan,
horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Mijn zusjes (ow) / zitten / hun huiswerk / te maken.
wg = zitten te maken

  • Zijn / die scholieren (ow) / over hun docent / aan het roddelen?
wg = zijn aan het roddelen

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1, 2 en 3 
van hoofdstuk 3: grammatica - zinsdelen in je schrift
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over het werkwoordelijk gezegde.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 en 5.
                                                           

timer
15:00

Slide 9 - Slide

Doelen van deze les
Je weet nu: 

  • wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Slide 10 - Slide

Hoe ging het?

  • Wat vind je makkelijk? 
  • Wat vind je lastig? 
  • Waar wil je meer uitleg over? 

Slide 11 - Slide