g1b formatief evalueren en grammatica zinsdelen het werkwoordelijk gezegde

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Formatief evalueren:
Op het Van Maerlantlyceum vinden we het belangrijk dat jullie inzicht hebben in wat jullie leren en beheersen.

Wat is formatief evalueren?
Jullie krijgen feedback over de beheersing van een deel van de stof die we hebben behandeld en waarmee jullie hebben geoefend. 
Formatief wil zeggen dat je geen cijfer krijgt! Je evalueert of je nog stappen moet zetten om de stof onder de knie te krijgen.

Slide 2 - Slide

Let op:

Fouten maken mag, daar kun je namelijk veel van leren.
Je kunt jezelf verbeteren, zodat je uiteindelijk een goed cijfer kunt halen.

Vandaag gaan we dat bij Nederlands voor het eerst mee aan de slag!

Slide 3 - Slide

Dat doen we aan de hand van de oefening van de zinsdelen van de vorige les.

  • Ik heb de zinnen nagekeken en je kunt zien wat goed ging en wat niet (schriftelijke feedback).
  • Jullie gaan zo meteen kijken en opschrijven welke onderdelen je beheerst en welke onderdelen nog niet!
  • Verder kijk je welke vervolgstappen je gaat nemen om de stof goed te beheersen.

Slide 4 - Slide

voorbeeld:
Welke stappen beheers ik:
Ik kan zonder problemen de persoonsvorm vinden.
Ik kan zonder problemen het onderwerp vinden.

Welke stappen beheers ik nog niet:
In de oefenzinnen beheers ik de stap om werkwoorden en delen van werkwoorden tussen streepjes te zetten nog niet.
Of Ik heb niet in elke zin het juiste onderwerp gevonden.


Slide 5 - Slide

voorbeeld:
Wat ga ik vanmiddag doen om de stof die ik nog niet beheers onder de knie te krijgen:

  • Ik ga vanmiddag de theorie van grammatica zinsdelen nog eens goed leren.
  • Ik ga vanmiddag extra oefenen met zinnen die in Magister staan bij het huiswerk.

 


Slide 6 - Slide


Nieuw onderdeel Grammatica.

Het werkwoordelijk gezegde (wg) 

 


Slide 7 - Slide

lesdoelen
  • Je weet na deze les hoe je het werkwoordelijk gezegde (wg) in de zin kunt vinden.  
  • Je weet dat je goed moet letten op scheidbare werkwoorden.

  • Je weet dat 'aan het' en 'te' voor het werkwoord horen bij het wg.    

  • Je weet dat een werkwoordelijke uitdrukking bij het wg hoort.         

Slide 8 - Slide

Het werkwoordelijk gezegd (wg)

  • In de vorige lessen heb je geleerd dat het onderwerp een zinsdeel is.

  • Het werkwoordelijk gezegde is ook een zinsdeel.

  • Dit zinsdeel bestaat uit alle werkwoorden van de zin.

  • Het wg zegt wat het onderwerp doet.

  




Slide 9 - Slide

Zo vind je het werkwoordelijk gezegd (wg)

  • Het wg bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden, als die er zijn.

Zullen we volgende week een keer afspreken?
wg: zullen afspreken.

De docent kijkt de opdracht na.
wg: kijkt na (want het hele werkwoord is 'nakijken') 

  




Slide 10 - Slide

  • Als de woordjes 'aan het' of 'te' voor een werkwoord staan, dan horen die bij het werkwoordelijk gezegde.


Mijn broers/ zijn /aan het knutselen.
wg: zijn aan het knutselen.

De leerlingen/ zitten /hun huiswerk /te maken.
wg: zitten te maken

Slide 11 - Slide

Soms is het werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking:

Uit vrees voor arrestatie / kozen / de demonstranten (ow) / het hazenpad.

Het hazenpad kiezen’ is een uitdrukking voor ‘vluchten’. 

Dus: wg = kozen het hazenpad

Slide 12 - Slide

persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
Doe jij een sjaal om?
Je gedrag valt me er tegen.
De docent leest een mooi boek voor.
Zou je me dat willen zeggen?
Binnenkort kom ik naar je toe.
De kat was aan het mauwen.
Hij probeerde niet te lachen.
Waarom weigerde hij dat?

Slide 13 - Drag question


Noteer de persoonsvorm in de volgende zin.
Wanneer gaat zij haar werkstuk inleveren?

Slide 14 - Open question


Noteer het onderwerp in de volgende zin.
Door de zware regenval overstroomden de rivieren.

Slide 15 - Open question


Noteer het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin.
Waren die jongens gisteren aan het voetballen?

Slide 16 - Open question


Noteer het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin.
Mijn ouders nodigen al hun vrienden uit.

Slide 17 - Open question


Noteer het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin.
Na de nederlaag stak de trainer zijn spelers een hart onder de riem.

Slide 18 - Open question

Hoe vond je de opdrachten gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll


Noem een onderdeel waarover je nog extra uitleg wilt.

Slide 20 - Open question

Ga naar: h.2 Nieuw Nederlands grammatica zinsdelen  

maak:
Opdracht 3 t/m 6  (startopdracht, opdr.1 + 2 heb je al af.)

Slide 21 - Slide

Tijd over:
Ga via: Magister-ELO-bronnen naar:
Studyflow.

Vul je schoole-mailadres in: s0930...@vmle.nl
dat doe je ook bij het wachtwoord!

Slide 22 - Slide