Grammatica

Grammatica
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Tijdens de kerstvakantie kun je lekker sneeuwballen gaan gooien.

Slide 2 - Open question

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Heb je je telefoon meegenomen?

Slide 3 - Open question

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Welke filmster heeft een Oscar gewonnen?

Slide 4 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin?
Gisteren heeft Sofie een proefwerk gemaakt.

Slide 5 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin?
Welke filmster heeft een Oscar gewonnen?

Slide 6 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin?
Aan zijn vader heeft Rik een cadeau gegeven.

Slide 7 - Open question

Wat is heeft?
Teun heeft vandaag geen leesboek meegenomen.
A
zww
B
hww

Slide 8 - Quiz

Sion leest het boek Upgrade.
Is 'leest' een zww of een hww?

Slide 9 - Open question

Hopelijk zijn jullie het lijdend voorwerp niet vergeten.
Wat is 'zijn'?
A
hww
B
zww

Slide 10 - Quiz

Voorbeeld
ow    wg    mv          lv                     wg
Ik / heb / hem / een knuffel / gegeven. 

Aan wie / voor wie heb ik een knuffel gegeven? --> hem

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 14 - Quiz

Wat is het ow in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
geven
C
wij
D
mijn opa en oma

Slide 15 - Quiz

Wat is het wg in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
geven
C
wij
D
mijn opa en oma

Slide 16 - Quiz

Wat is het lv in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
wij
C
cadeautjes
D
mijn opa en oma

Slide 17 - Quiz

Wat is het mv in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
wij
C
cadeautjes
D
mijn opa en oma

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

Succes bij de toets !

Slide 22 - Slide