toetsvragen 18.4 + 18.5

Het afbreken van een eiwit met het ubiquitine-proteasoomsysteem is een ...
A
passief proces
B
actief proces
C
kun je niet opmaken uit de afbeelding
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het afbreken van een eiwit met het ubiquitine-proteasoomsysteem is een ...
A
passief proces
B
actief proces
C
kun je niet opmaken uit de afbeelding

Slide 1 - Quiz

Wat is het product dat ontstaat bij de afbraak van polypeptiden?
A
(mono)sachariden
B
monoglyceriden
C
aminozuren
D
kun je niet opmaken uit de afbeelding

Slide 2 - Quiz

RNAi berust op dsRNA generen zodat dicers dit afbreken. Stel dat ik mRNA wil remmen met de sequentie: 3'-AGCUGUA-5' wat moet dan mijn siRNA sequentie zijn? schrijf je antwoord op als 5'-xxxxxxx-3'

Slide 3 - Open question

Wat zorgt voor een verminderde werking van een nuclease?
A
Binding van een inhibitor op de allosterische zijde
B
competitieve remming door binding van een molecuul dat eigenlijk niet het substraat is.
C
Binding van RNA op het actieve centrum
D
een toename in het gevormde product

Slide 4 - Quiz

Er moet miRNA worden gevormd uit een gen. Dit gen heeft een palindromische sequentie zodat de letters op elkaar plakken. De sequentie van het gevormde mRNA is 3'-CACGAUUCAACGUG-5'. De uiteinde plakken op elkaar, maar welke basen vormen de lus er tussenin? schrijf je antwoord op als 3'-xxxxx-5'

Slide 5 - Open question

Om het mRNA succesvol te silencen is een siRISC nodig. 
welke enzymen passen bij welke pijl? 
dsRNA
siRNA
enkelstrengs RNA )(2x) 
siRISC
Helicase
RISC
Dicer

Slide 6 - Drag question

Welke van de volgende RNA soorten zijn dubbelstrengs en zullen opgepakt worden door dicers en RISC? 
wordt afgebroken
(silencing) 
functioneel RNA, of wordt omgezet tot eiwit 
Dubbelstrengs
Enkelstrengs
tRNA
mRNA
miRNA
asRNA
rRNA
siRNA

Slide 7 - Drag question

Is een bacteriofaag een organisme?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

wat voor soort eiwit is cas 9?
A
Een helicase
B
Een nuclease
C
Een protease
D
een ligase

Slide 9 - Quiz

Waardoor kun je cas9 inzetten tegen ieder mogelijk virus?
A
actief centrum oneindig veel mogelijkheden (door gRNA)
B
allosterische zijde oneindige veel mogelijkheden (door gRNA)
C
knipt altijd dsRNA, ongeacht de sequentie
D
herkent al het bacterie DNA en RNA

Slide 10 - Quiz

Welke mutatie is niet te veroorzaken met CRISPR-cas9 gentechnologie?
A
een puntmutatie
B
een deletie
C
een inversie
D
een insertie

Slide 11 - Quiz

Stel: ik wil het gen van bèta-secretase verwijderen uit het genoom van een cel. Welke onderdelen heb ik dan nodig?  
Benodigde onderdelen 
Liposoom
Lysosoom
tRNA
rRNA
siRNA
gRNA
cas-genen 
CRISPR-genen 
cas9 
helicase
ligase 
protease
endosoom
miRNA

Slide 12 - Drag question

Als we kijken naar de expressie van eiwitten in een cel kunnen we het beste kijken naar:
A
matrijsstreng DNA
B
coderende streng DNA
C
mRNA
D
miRNA

Slide 13 - Quiz

het cDNA dat wordt gevormd door reverse transcriptase is gelijk aan:
A
matrijsstreng DNA
B
coderende streng DNA
C
mRNA
D
miRNA

Slide 14 - Quiz

De coderende streng DNA is bij een microarray aangebracht in de spots. Welke moleculen kunnen binden?
A
mRNA
B
cDNA
C
mRNA + cDNA
D
Geen van beide

Slide 15 - Quiz

Welke methode is geschikt voor .... Genexpressie meten van een specifiek gen in een cel
A
DNA-microarray
B
Eiwit-gelelektroforese
C
RT-PCR van cDNA
D
Massaspectrometrie

Slide 16 - Quiz

Welke methode is geschikt voor ....
introns en exons identificeren
A
DNA-microarray
B
Eiwit-gelelektroforese
C
RT-PCR van cDNA
D
massaspectrometrie

Slide 17 - Quiz

Welke methode is geschikt voor ....
Afwijkend epigenoom in kaart brengen
A
DNA-microarray
B
Eiwit-gelelektroforese
C
RT-PCR van cDNA
D
massaspectrometrie

Slide 18 - Quiz