Talent kader H5.3 woorden deel 1

5.3. Woorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.3. Woorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze ken je de betekenis van de woorden
Aan het einde van de les weet je wat een versterking is

Slide 2 - Slide

Wat is een samenstelling

Slide 3 - Slide

Wat is een samenstelling?

Slide 4 - Mind map

Instructie
Een samenstelling kan uit twee zelfstandig naamwoorden bestaan, maar ook uit twee bijvoeglijk naamwoorden. Het eerste bijvoeglijk naamwoord versterkt dan het tweede bijvoeglijk naamwoord. Zo'n samenstelling noemen we een versterking.

Bijvoorbeeld: Iets is niet leuk, maar reuzeleuk
Hij is niet rijk, maar steenrijk

Slide 5 - Slide

Samenstelling: versterking
Een versterking in een samenstelling is vaak een woord dat geen letterlijke betekenis heeft. Het zijn vaak woorden die al heel lang gebruikt worden en hun letterlijke betekenis verloren hebben: 
Reuzeleuk (niet letterlijk leuk als een reus, maar heel erg leuk)
Keihard (niet letterlijk hard als een kei, maar heel erg veel) 
Apetrots (niet letterlijk trots als een aap, maar heel erg trots) 
Beresterk (niet letterlijk sterk als een beer, maar heel erg sterk) 
Steenrijk  (niet letterlijk rijk als een steen, maar heel erg rijk) 
Straatarm (niet letterlijk arm als een straat, maar heel erg arm) 

Slide 6 - Slide

Wat is een samenstelling met een versterking?
A
Paddenstoel
B
boordevol

Slide 7 - Quiz

Iedereen heeft zijn huiswerk af!
Mevrouw van Hoof vindt dat iedereen het ………….. heeft gedaan
A
beregoed
B
berengoed

Slide 8 - Quiz

Wat is de samenstelling met een versterking?
A
Apenrots
B
Apetrots

Slide 9 - Quiz

Een versterking (samenstelling) bestaat uit:
A
zn / zn
B
bn / bn
C
bn / zn
D
twee telwoorden

Slide 10 - Quiz

Wat is een versterking en waar bestaat het uit

Slide 11 - Open question

prop
stom
stok
razend
straat
dood
stil
snel
arm
oud
vol
dronken

Slide 12 - Drag question

Wat ga je doen?
- volgens de huiswerkagenda moet lezen af zijn en de test jezelf
- Ben je daarmee klaar dan ga je maken H5.3 woorden 1. Maken opdracht 1, 2b,3a t/m d, 4 at/m c kijk ook weer naar de huiswerkagenda

Slide 13 - Slide