Week 24 spreekwoorden

Nederlands week 24
5gab
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands week 24
5gab

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- herhalen Wilhelmus
- Spreekwoorden

Slide 2 - Slide

Wilhelmus

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Voor aap staan.
Verzin een synoniem

Slide 5 - Open question

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding
A
wat echt lelijk is, wordt nooit mooi
B
dat is onwaarschijnlijk
C
een gevaarlijk iemand die zich onschuldig voordoet
D
van lage afkomst zijn

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Welke spreekwoorden ken je met 'HOND'?

Slide 10 - Open question

Daar lusten de honden geen brood van
A
Dat is vies
B
Dat is schandalig
C
Dat is zielig
D
Dat is fantastisch

Slide 11 - Quiz

Wie een hond wil slaan vindt altijd wel een stok
A
Zoeken naar kleinigheden
B
Pas op dat het niet misgaat
C
Altijd iets negatiefs kunnen vinden
D
Heel erg tekeer gaan

Slide 12 - Quiz

Als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien.
A
Aan oude raad heb je niets
B
Die opmerking slaat nergens op
C
Eerst de belangrijke dingen, dan de rest
D
Als ervaren mensen iets zeggen moet je luisteren

Slide 13 - Quiz

Andere spreekwoorden
- Als twee honden vechten om één been gaat de derde ermee heen
- blaffende honden bijten niet
- De hond in de pot vinden
- Het is hondenweer
- Geen slapende honden wakker maken
- Zo ziek als een hond zijn.

Slide 14 - Slide

Spreekwoorden

Slide 15 - Slide

Een kind kan de was doen
A
Het is een moeilijke opdracht
B
Het is erg smerig werk
C
Het gaat heel makkelijk
D
Het is iets onschuldigs

Slide 16 - Quiz

Een kinderhand is gauw gevuld
A
Het is iets kleins
B
Geen eigen mening hebben
C
Kinderen kun je voor de gek houden
D
Snel tevreden zijn

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: Het kind met het badwater weggooien?

Slide 18 - Open question

Tekst
Tekst
Zotten en kinderen spreken de waarheid
Hij is er kind aan huis.
Hij is het kind van de rekening.
Zondagskind zijn.
Het ondergeschoven kindje zijn.
Kinderen en gekken zijn eerlijk
Hij is er goed bekend
De dupe zijn
Een geluksvogel zijn
Iets/iemand die niet de verdiende aandacht krijgt

Slide 19 - Drag question