modale werkwoorden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voorbeelden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Kunnen (can/ be able to)
  • Kan ik hier pinnen?
  • Kun je zwemmen? Nee, ik kan niet zwemmen
  • Kunnen jullie fietsen? Ja, wij kunnen fietsen.

Kunnen = zegt iets over wat mogelijk is of over 
waar je wel of niet goed in bent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Mogen (may)
Ja, je mag hier roken.
Nee, je mag hier niet roken.

Mogen
Is iets toegestaan?
Het is verboden, het mag niet, het is niet toegestaan!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Willen (want)
  • Ik wil graag goed Nederlands spreken.
  • Ik wil de telefoon nu hebben!

Willen 
- wens/eis

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Moeten (must)
  • Als het verkeerslicht rood is, moet je stoppen.
  • Als je ziek bent, moet je sinasappels eten.

Moeten 
- verplichting
- iets wat nodig is

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zullen (shall/ will)
  • Zal ik wat drinken halen?
  • Ik zal vanavond koken.

Zullen = to will / to shall
- voorstel
- belofte

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link