H4 herhaling p1-5

H4 nieuwe stoffen maken
Herhaling: 4.1 Stoffen veranderen
4.2 stoffen veranderen door ontleden
4.3 atomen als bouwstenen
4.4 scheiden en ontleden
4.5 atomen tellen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 nieuwe stoffen maken
Herhaling: 4.1 Stoffen veranderen
4.2 stoffen veranderen door ontleden
4.3 atomen als bouwstenen
4.4 scheiden en ontleden
4.5 atomen tellen

Slide 1 - Slide

4.1 Stoffen veranderen
Beginstoffen -> reactieproducten

Reactieschema

Slide 2 - Slide

4.1 stoffen veranderen
Ontledingsreactie: 
Beginstof -> reactieproduct + reactieproduct

Verbrandingsreactie:
Brandstof + zuurstof -> verbrandingsproducten

Verbrandingsproducten: Koolstofdioxide, water, koolstof, witte rook

Slide 3 - Slide

4.2 stoffen veranderen door ontleden
Ontleden door middel van:
  • Warmte (thermolyse)
  • Elektrische stroom (elektrolyse)
  • Licht (fotolyse)

Slide 4 - Slide

4.3 atomen als bouwstenen
Alle stoffen bestaan uit moleculen
Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
Elk molecuul is opgebouwd uit nog kleinere deeltjes: Atomen

Atomen vind je in het periodiek systeem

Slide 5 - Slide

Het periodiek systeem

Slide 6 - Slide

4.3 atomen als bouwstenen
Verbinding = een molecuul met meerdere soorten atomen
Element = molecuul met maar 1 soort atoom

Slide 7 - Slide

4.4 scheiden en ontleden
Scheiden = sorteren van de moleculen = geen chemische reactie
Ontleden = een stof verdwijnt en er ontstaan meerdere nieuwe stoffen = wel chemische reactie
Ontleedbare stoffen: verbindingen
Niet-ontleedbare stoffen: elementen

Slide 8 - Slide

4.5 atomen tellen
Molecuulformule: weergave van een stof in de symbolen uit het periodiek system

Voorbeeld: water = H2O
de rode 2 geeft aan dat er 2 H atomen zijn en er staat 1 achter O, dus 1 O atoom. Dit noem je de index!

Slide 9 - Slide

4.5 atomen tellen
Als ik 3 watermoleculen heb dan schrijf ik 3 H2O
De 3 geeft aan hoeveel moleculen ik heb en noemen we de coëfficiënt

Toestandsaanduiding: Elke stof is in een fase (vast (s), vloeibaar (l), gas (g) of opgelost (aq)). Deze noteer je achter de molecuulformule 3 H2O (l).

Slide 10 - Slide

4.5 atomen tellen
Stap 1: Stel eerst het reactieschema op
Reactieschema = de reactie in woorden

Voorbeeld: Bij de verbranding van glucose is zuurstof nodig om als reactieproducten waterdamp en koolstofdioxide te krijgen.

Slide 11 - Slide

4.5 atomen tellen
Stap 2: Vervang nu elke stofnaam door de bijbehorende formule
Formule = molecuulformule (zie hoofdstuk 4.3)

Voorbeeld: Water(damp) = H2O

Slide 12 - Slide

4.5 atomen tellen
Stap 3: Stel de kloppende reactievergelijking op

Regels kloppend maken:
  • Je mag alleen de coëfficiënten veranderen (dus niet de index)
  • Voor en na de pijl moet het aantal atomen van 1 soort gelijk zijn
  • Je laat de coëfficiënt 1 weg (dit is overbodige informatie)
  • Een coëfficiënt mag geen breuk zijn
  • De coëfficiënten moeten zo klein mogelijk zijn


Slide 13 - Slide

4.5 atomen tellen
Stap 4: Controleer of de reactievergelijking klopt

  • Controleer of je reactievergelijking klopt door de atomen voor en na de pijl met elkaar te vergelijken.
  • Controleer ook of je reactievergelijking klopt met de regels bij stap 3.

Slide 14 - Slide

Stappenplan reactievergelijkingen kloppend maken
Stap 1: Stel het reactieschema op
Stap 2: Vervang elke stofnaam door de bijbehorende formule
Stap 3: Stel de kloppende reactievergelijking op
Stap 4: Controleer of de reactievergelijking klopt
Aandachtspunten:
  • Je mag alleen de coëfficiënten veranderen (dus niet de index)
  • Voor en na de pijl moet het aantal atomen van 1 soort gelijk zijn
  • Je laat de coëfficiënt 1 weg (dit is overbodige informatie)
  • Een coëfficiënt mag geen breuk zijn
  • De coëfficiënten moeten zo klein mogelijk zijn

Slide 15 - Slide