4.2 Percentage erbij of eraf

H4 Werken met aantallen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4 Werken met aantallen

Slide 1 - Slide

4.2 Percentage erbij of eraf
Wat gaan we deze les leren:
  • Steeds hetzelfde percentage erbij of eraf schrijven als een   vermenigvuldiging.
  • Vermenigvuldigingen met dezelfde factor korter schrijven

Slide 2 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op 
dezelfde rekening bijschrijven.

a) Waarom staat er in 
    de tabel 102?

omdat 100% + 2% = 102% 

Slide 3 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op 
dezelfde rekening bijschrijven.

b) Hoeveel staat er na
     één jaar op zijn 
     rekening?


10  1020

Slide 4 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
Danny berekent hoeveel euro er na twee jaar op zijn rekening staat. 

c) Waarom staat er nu 
     1020 boven de 100%?


Slide 5 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op 
dezelfde rekening bijschrijven.

d) Wat staat er na 2 jaar 
     op zijn rekening?
     1040,40 euro.



10,2  1040,40

Slide 6 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
D
10  1020
10,2  1040,4
Danny berekent hoeveel
geld hij na drie jaar op zijn rekening heeft staan.

e) Welk bedrag moet hij       nu boven 100% 
     schrijven?

Slide 7 - Slide

4.2 hetzelfde percentage erbij
D
10  1020
1040,4  10,404 1061,21
f) Bereken het bedrag na
    drie jaar. 

g) Waarom krijgt Danny
     elk jaar meer euro's 
     aan rente?
10,2  1040,4

Slide 8 - Slide

Vorige les hebben we het gehad over factoren. Wat is de factor als er steeds 2% rente bijkomt?

Slide 9 - Open question

4.2 hetzelfde percentage erbij

Slide 10 - Slide

10001.022=1040,40
10001.023=1061,21
na 2 jaar
na 3 jaar

Slide 11 - Slide

10000,852=722,50
10000.853=614,13
na 2 jaar
na 3 jaar
Bij een percentage eraf gaat dit precies hetzelfde.
Stel je koopt een fiets van 1000 euro en elk jaar wordt de fiets 15% minder waard
0,85                        
0,85 * 0,85            
0,85 * 0,85 * 0,85 

Slide 12 - Slide

Schrijf in je schrift:   




begingetal x factor







aantal perioden (= tot de macht)
Leer dit uit je hoofd! 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Charlotte is gestart met een bedrijfje dat taarten op bestelling maak. Het eerste jaar was haar omzet €2.000,-. Ze wil de eerste vijf jaar haar omzet met 15% laten groeien.

Bereken de factor bij 15% groei per jaar.

Slide 15 - Open question

Hoe kun je de berekening
2000 x 1,15 x 1,15 x 1,15 x 1,15 x 1,15
korter schrijven?
A
2000 x 1,15 x 5
B
2000 x 1,15^5
C
2000 x 0,85 x 5
D
2000 x 0,85^5

Slide 16 - Quiz

Aan de slag met 4.2
Ga nu zelf aan de slag met de opdrachten 15 t/m 19 op blz. 128


Slide 17 - Slide