Koning Willem I

Koning Willem I
1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Koning Willem I

Slide 1 - Slide

Wat is de regering in Nederland?
A
Koning
B
Staten Generaal
C
Ministers
D
Koning + ministers

Slide 2 - Quiz

Wat is de volksvertegenwoordiging in Nederland?
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Staten Generaal
D
Regering

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar:
Nederland is een constitutionele monarchie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Doelen
Aan het einde van de les weet je:
- De drie doelen van het Congres van Wenen
- Wat een constitutionele monarchie is
- Waarom Willem I een absoluut vorst is
- De drie oorzaken van de Belgische onvrede / onafhankelijkheid

Slide 5 - Slide

Wenen
  • 1815: Congres van Wenen
  • Doelen:
  • 1. Machtsevenwicht in Europa
  • 2. Herstellen van absolutisme (Restauratie)
  • 3. Vrede bewaren:
  • - Stichten Koninkrijk der Verenigde Nederlanden (1813)
  • - Pruisen krijgt gebieden naast Frankrijk
  • Met de Restauratie komt er een voorlopig einde aan de Verlichting in Europa

Slide 6 - Slide

Willem I

  • Nederland wordt constitutionele monarchie: vorst gebonden aan grondwet
  • Invoering volksvertegenwoordiging: Tweede Kamer
  • Willem I mag Tweede Kamer ontbinden en zelf wetten maken...
  • In de praktijk is Willem I absoluut vorst van Nederland

Slide 7 - Slide

Noord / Zuid
  • Zuid: katholiek, Frans, industrie
  • Noord: protestant, Nederlandse, nijverheid
  • Zuid is economisch sterker maar voelt een gebrek aan respect:
  • 1. Nederlands is officiële taal
  • 2. Staatsschuld noord --> hoge belastingen
  • 3. Noord en zuid evenveel vertegenwoordigers Tweede Kamer
  • Hongersnood + economische problemen = onrust zuiden
  • 1830: onafhankelijkheid België

Slide 8 - Slide

Noord
Frans
Industrie
Burgers
Nederlands
Katholiek
Aristocratie
Protestant
Nijverheid

Slide 9 - Drag question

Dit schilderij laat de aankomst van Willem I zien.
Is dit een betrouwbare bron?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz