onderdeel 3.5 en 3.6

• BOA
• MBO
• Studiejaar 1

Hoodstuk 2

Onderdelen 3.5 - 3.6 

Leerdoelen

Na het volgen van deze les kan je:

 - de bevoegdheden van de politie noemen;

- de bevoegdheden van de BOA in relatie tot het gebruik van geweld en fouileren benomen;

- de organisatie en het gezag over de politie omschrijven.

- benoemen wie er belast zijn met en wie er bevoegd zijn tot het verrichten van opsporing van strafbare feiten;

- de rol van de minister in relatie tot het opsporen van strafbare feiten omschrijven;

- de organisatie van het OM en de rol van het OM in relatie tot het opsporen van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafvonnis omschrijven;

Bronnen

Maak gebruik van hoofdstuk 2 onderdeel 3.5 - 3.6 en onderdeel 4.

Als een politieagent is aangenomen in de Eenheid Den Haag. Waar mag hij zijn werkzaamheden dan uitvoeren?

Wanneer mag een politieagent geweld gebruiken?

Geef een voorbeeld van wanneer je een veiligheidsfouillering mag uitvoeren: Benoem daarbij een situatie, wie het ondergaat, waar het mag, wat je mag doen en wie het uitvoert.

Geef een voorbeeld van wanneer je een vervoersfouillering mag uitvoeren: Benoem daarbij een situatie, wie het ondergaat, waar het mag, wat je mag doen en wie het uitvoert.

Geef een voorbeeld van wanneer je een insluitingsfouillering mag uitvoeren: Benoem daarbij een situatie, wie het ondergaat, waar het mag, wat je mag doen en wie het uitvoert.

Geef een voorbeeld van een geweldgebruik wat niet proportioneel is:

Geef een voorbeeld van een geweldgebruik wat niet subsidiair is:

Wie bepaald er of een BOA politie bevoegdheden mag gebruiken?

Wie heeft het gezag over de politie indien er een grote demonstratie in de stad is?

Waar staat het vermeld als een BOA geweld en/ of fouilleringen mag gebruiken?

Wie heeft het gezag over de politie indien er strafbare feiten worden opgespoord?

Leg in je eigen woorden uit waarom er een driehoeksoverleg plaats vind:

Over welke onderwerpen wil je nog meer informatie?