This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Thema 3 Gaswisseling en uitscheiding
Binastabel
82, 83, 85
Slide 1 - Slide
Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling
Deel 1
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
Slide 3 - Slide
Gaswisseling = opname en afgifte van gassen aan de lucht. Dit gebeurt in de longblaasjes.
Slide 4 - Slide
Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.
In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.
Slide 5 - Slide
Bijholten
De neusholte is verbonden met bijholten.
- Produceren ook slijm, wat afgevoerd wordt door de neusholte.
Bij verkoudheid zwelt het neus- en bijholteslijmvlies op, de uitgangen van de bijholten worden afgesloten en je hebt dat verstopte neus gevoel.
Andere functies van de bijholten kunnen zijn, o.a. resonantie bij het praten en de schedel lichter maken.
Slide 6 - Slide
Strottenhoofd met stembanden
Stembanden zijn stevige vliezen.
Deze vormen van klanken in samenwerking met tong, tanden, lippen, mondholte en de neus.
Slide 7 - Slide
Hoe komt lucht in je longen?
Eerst komt de lucht in je neusholte of mondholte.
Via de keelholte komt de lucht in je luchtpijp. In de wand van de luchtpijp zitten ringen kraakbeen.
De luchtpijp splitst zich in twee luchtpijptakken, de bronchiën.
In de longen verdeelt elke bronchie zich in kleinere buisjes, de bronchiolen (= luchtpijptakjes).
Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes (= alveoli).
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wet van Fick
Slide 10 - Slide
Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)
Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.
Slide 11 - Slide
O2 bindt aan hemoglobine
HbO2 = oxyhemoglobine
CO2 wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan oxyhemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Transport O2
Slide 12 - Slide
Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb in het bloedplasma rond de longblaasjes, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het alveolaire vocht en het bloedplasma.
Dit is voordelig voor de diffusie!
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
Vraag 1 t/m 5
Slide 14 - Slide
Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling
Deel 2
Slide 15 - Slide
Leerdoelen
Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.
Slide 16 - Slide
Transport van zuurstof
Slide 17 - Slide
Transport O2
Hb + O2 ↔ HbO2
Reactie rechts (zuurstofbinding) wanneer:
veel O2 aanwezig is in een vloeistof / weefsel = hoge zuurstofspanning (pO2)
weinig CO2 aanwezig is in een vloeistof/ weefsel = lage koolstofdioxidespanning (pCO2)
relatief lage temperaturen
relatief basisch milieu
Slide 18 - Slide
Situatie in longblaasjes
(zuurstofopname van hemoglobine)
hoge pO2
lage pCO2
relatief lage temperaturen
relatief basisch milieu (hoge pH)
Situatie in andere weefsels
(zuurstofafgifte van hemoglobine)
lage pO2
hoge pCO2
relatief hoge temperaturen (door dissimilatie)
relatief zuur milieu (lage pH) (door veel CO2 van dissimilatie)
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.
Slide 21 - Slide
Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.
Slide 22 - Slide
Temperatuur
Bij een hogere temperatuur verschuift de curve naar rechts.
Bij hogere temperaturen wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 23 - Slide
pCO2
Bij een hogere CO2 concentratie verschuift de curve naar rechts.
Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 24 - Slide
pH
Bij een lagere pH waarde verschuift de curve naar rechts.
In een zuurder milieu wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 25 - Slide
Wat is de O2 verzadiging in de bovenstaande situaties?
Gebruik Binas!!
Slide 26 - Slide
Hoeveel % zuurstof wordt dus afgegeven aan de hartspier en aan het vetweefsel?
Slide 27 - Slide
Transport van koolstofdioxide
70% wordt vervoerd als waterstofcarbonaat-ionen (HCO3-) in het bloedplasma
23% bindt aan hemoglobine
klein deel als CO2 in bloedplasma
Slide 28 - Slide
Transport CO2
Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.
Slide 29 - Slide
O2 en CO2 verplaatsen zich zo dat het verschil in druk in de longen en het bloed(plasma) zo klein mogelijk blijft. Met welke term wordt een dergelijke verplaatsing van gasmoleculen aangegeven?
A
actief transport
B
difussie
C
osmose
Slide 30 - Quiz
Via welke vloeistof kunnen zuurstofmoleculen diffunderen naar de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe
Slide 31 - Quiz
De bron geeft schematisch een longblaasje met een longhaarvat van de mens weer. Vier plaatsen in het longhaarvat zijn aangegeven met P, Q, R en S. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.