Gaswisseling en Uitscheiding BS1: Gaswisseling

Biologie
VWO 6
Thema 3
Bs1


This is the place to   Bio
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Biologie
VWO 6
Thema 3
Bs1


This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling = opname en afgifte van gassen aan de lucht. Dit gebeurt in de longblaasjes.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bijholten
De neusholte is verbonden met bijholten, welke ook slijm produceren, wat afgevoerd wordt door de neusholte. Bij verkoudheid zwelt het neus- en bijholteslijmvlies op, de uitgangen van de bijholten worden afgesloten en je hebt dat verstopte neus gevoel.
Andere functies van de bijholten kunnen zijn, o.a. resonantie bij het praten en de schedel lichter maken. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De stembanden

Slide 8 - Slide

Stembanden kunnen bewegen om de stemspleet nauwer of wijder te maken
Om geluid te maken breng je de stembanden dichtbij elkaar. Dan wordt de uitgedemde lucht in trilling gebracht
Hoe strakker ze staan hoe meer trilling. 
Hoe meer trilling hoe hoger het geluid.
Strottenhoofd met stembanden
Stembanden zijn stevige vliezen.
Deze vormen van klanken in samenwerking met tong, tanden, lippen, mondholte en de neus.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe komt lucht in je longen?
  1. Eerst komt de lucht in je neusholte of mondholte.
  2. Via de keelholte komt de lucht in je luchtpijp. In de wand van de luchtpijp zitten ringen kraakbeen.
  3. De luchtpijp splitst zich in twee luchtpijptakken, de bronchiën.
  4. In de longen verdeelt elke bronchie zich in kleinere buisjes, de bronchiolen (= luchtpijptakjes).
  5. Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes (= alveoli).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bij diffusie verplaatst... zich van...
A
Water, van hoge naar lage concentratie
B
Water, van lage naar hoge concentratie
C
Een stof, van hoge naar lage concentratie
D
Een stof, van lage naar hoge concentratie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Partiële druk: pO2 en pCO
  • Door diffusie verplaatst O2 zich:
alveolaire lucht --> alveolaire vocht --> longhaarvaten
  • Gedreven door partiële gasdruk

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe verplaatst CO2 zich dan? 
Begin
Stap 2
Eind
Alveolaire lucht
Alveolaire vocht
Longhaarvaten

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Er is geen verschil in partiële stikstofdruk (pN2) tussen de lucht in de longblaasjes en het bloedplasma.
A
Toch vindt er diffusie plaats.
B
Er vindt hierdoor geen diffusie plaats.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

O2 bindt aan hemoglobine


HbO2 = oxyhemoglobine
CO2  wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan oxyhemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Transport O2

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Transport CO2
  • Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
  • HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb in het bloedplasma rond de longblaasjes, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het alveolaire vocht en het bloedplasma.
Dit is voordelig voor de diffusie!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Vraag 1 t/m 5

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Biologie
VWO 6
Thema 3
Bs1
deel 2

This is the place to   Bio

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Transport van zuurstof

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Transport O2
Hb + O2 ↔ HbO2
 
Reactie rechts (zuurstofbinding) wanneer:
 
  • veel O2 aanwezig is in een vloeistof / weefsel = hoge zuurstofspanning (pO2)
  • weinig CO2 aanwezig is in een vloeistof/ weefsel = lage koolstofdioxidespanning (pCO2)
  • relatief lage temperaturen
  • relatief basisch milieu 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Situatie in longblaasjes 
(zuurstofopname van hemoglobine)
  • hoge pO2
  • lage pCO2
  • relatief lage temperaturen
  • relatief basisch milieu (hoge pH)
Situatie in andere weefsels
(zuurstofafgifte van hemoglobine)
  • lage pO2
  • hoge  pCO2
  • relatief hoge temperaturen (door dissimilatie)
  • relatief zuur milieu (lage pH)  (door veel CO2 van dissimilatie)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur
Bij een hogere temperatuur verschuift de curve naar rechts.

Bij hogere temperaturen wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

pCO2
Bij een hogere CO2 concentratie verschuift de curve naar rechts.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

pH
Bij een lagere pH waarde verschuift de curve naar rechts.

In een zuurder milieu wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat is de O2 verzadiging in de bovenstaande situaties?
Gebruik Binas!!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel % zuurstof wordt dus afgegeven aan de hartspier en aan het vetweefsel?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Transport van koolstofdioxide
  • 70% wordt vervoerd als waterstofcarbonaat-ionen (HCO3-) in het bloedplasma 
  • 23% bindt aan hemoglobine 
  • klein deel als CO2 in bloedplasma 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Transport CO2
  • Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
  • HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

O2 en CO2 verplaatsen zich zo dat het verschil in druk in de longen en het bloed(plasma) zo klein mogelijk blijft.
Met welke term wordt een dergelijke verplaatsing van gasmoleculen aangegeven?
A
actief transport
B
difussie
C
osmose

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Via welke vloeistof kunnen zuurstofmoleculen diffunderen naar de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

De bron geeft schematisch een longblaasje met een longhaarvat van de mens weer. Vier plaatsen in het longhaarvat zijn aangegeven met P, Q, R en S. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.

Op welke van deze plaatsen bevindt zich zuurstof?
A
alleen op plaats R
B
alleen op de plaatsen Q en R
C
alleen op de plaatsen R en S
D
op de plaatsen P, Q, R en S

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Maken: 7 t/m 13

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Partiële druk: pO2 en pCO
0% Hb
100% HbO2

100% Hb
0% HbO2

Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt geboden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door oxyHb vanwege hogere temperatuur of pCO2

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Gaswisseling bij insecten
Sterk vertakte buizen 
(= tracheeën) die O2 tot aan de individuele cellen transporteren.  De opening van een trachee aan de buitenzijde van het lichaam heet een stigma 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Tegenstroomprincipe

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling bij vissen
Geen longen maar kieuwen

kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes. 
Plooien in kieuwplaatjes = kieuwlamellen.

Als water langs deze kieuwlamellen stroomt dan nemen de bloedvaatjes hierin daar zuurstof uit.
Gebruik van het tegenstroomprincipe
https://www.bioplek.org/animaties/bloed/tegenstroomprincipex.html

Slide 44 - Slide

This item has no instructions