De burgemeester gaat een toespraak houden.
Persoonsvorm (PV) = het ww dat verandert als je deze in een andere tijd zet.
De burgemeester ging een toespraak houden. Schrijf het originele werkwoord op, dus gaat.
Werkwoordelijk gezegde (WWG) = alle werkwoorden in de zin + de persoonsvorm.
De burgemeester gaat een toespraak houden.
Onderwerp (OW) = wie of wat doet het? Stel jezelf de vraag: wie/wat + voeg alle werkwoorden in de zin eraan toe.
Wie of wat gaat een toespraak houden? Het antwoord: de burgemeester.
Lijdend voorwerp (LV) = wie/wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde.
Wie of wat gaat de burgemeester houden? Het antwoord: een toespraak.