1th Lezen H4 les 2 en Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Waar hebben we het vorige les over gehad?

1. Leesstrategie
2. Schrijvers
3. Inleiding, Middenstuk, Slot
4. Anders gedrukte woorden

Wat is een anekdote?

1. Een citaat
2. Een anders gedrukt woord die belangrijk is
3. Een kort verhaaltje (soms grappig)
4. Een steekwoord

Lezen en Taalverzorging H4

Inleiding middenstuk slot

Lijdend voorwerp

Programma

Bespreken opdrachten Lezen H4

Uitleg Lijdend voorwerp

Maken opdrachten Taalverzorging H3

Afronden

Waarom is het handig om de indeling van een tekst te herkennen?

Opdrachten bespreken

Opdracht 4 is goed gemaakt, maar jullie mogen wel iets kritischer zijn!

Opdracht 5 doen we even samen. 

boek blz. 94/95

lesdoel:

Ik kan de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen. 

Het lijdend voorwerp

Je leert het lijdend voorwerp van een zin vinden. 

Wat is de persoonsvorm van de volgende zin:

Onze club heeft de wedstrijd gewonnen.

1. club
2. heeft
3. gewonnen
4. onze

Wat is het onderwerp van de volgende zin:

Onze club heeft de wedstrijd gewonnen.

1. Onze club
2. de wedstrijd
3. gewonnen
4. club

Wat is het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin:

Onze club heeft de wedstrijd gewonnen.

1. heeft
2. heeft gewonnen
3. onze club heeft gewonnen
4. heeft de wedstrijd gewonnen

Welk stukje geeft antwoord op de vraag: wat heeft onze club gewonnen?

Onze club heeft de wedstrijd gewonnen.

1. wedstrijd
2. onze club
3. ?
4. de wedstrijd

Lijdend voorwerp

Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.​

Een lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets of iemand wat overkomt of meemaakt. ​

Emma draagt een hoed.​ 

De hoed doet niks, hij wordt gedragen. ​ ​

 Hans plaagt Frank.​ 

Frank doet niks, hij wordt geplaagd. ​

Het lijdend voorwerp

Onze club / heeft / de wedstrijd / gewonnen.​

Ow: onze club​ 

Wg: heeft gewonnen​ 

Lv: de wedstrijd

Het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp lijdt aan wat er in de zin gebeurt.

Dat is het grote verschil met het onderwerp van een zin. 

Wat is het lijdend voorwerp?

De baby krijgt een schone luier. 

1. De baby
2. een schone luier

Wat is het lijdend voorwerp?

Hoor jij dat vreemde geluid ook?​

1. dat vreemde geluid
2. jij

Lijdend voorwerp

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Ontleed de zin tot en met het werkwoordelijk gezegde

Stel vervolgens de vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Boek blz. 106

We lezen het groene stukje. 

Lijdend voorwerp

Let op: afstanden, gewichten en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn.​

Ruben weegt zestig kilo.​ 

Wat weegt Ruben? 

Hoeveel weegt Ruben? 

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik heb een mandarijn gegeten.

1. Ik
2. mandarijn
3. een mandarijn

Wat is het lijdend voorwerp

De mandarijn heeft mij opgegeten.

1. De mandarijn
2. mij

Wat is het lijdend voorwerp?

De hond zit op de stoel.

1. De hond
2. zit
3. op de stoel
4. Er zit geen lijdend voorwerp in deze zin.

Lijdend voorwerp

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.

De hond zit op de stoel.

Wat zit de hond?

Waar zit de hond?

Samengevat:

Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt of het voorwerp dat iets ‘ondergaat’. ​

 Het lijdend voorwerp vind je door:​ 

1. De zin in zinsdelen te verdelen en de persoonsvorm te onderstrepen​ 

2. Je benoemt het onderwerp (ow).​ 

3. Je benoemt het werkwoordelijk gezegde (wg). ​

4. Je stelt de vraag: wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp​

Het antwoord is het lijdend voorwerp (lv).​ 

Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.​

Afstanden, gewichten en maten zijn nooit lijdend voorwerp

Aan de slag

Maak via Nieuw Nederlands online:

H4 Taalverzorging Lijdend voorwerp

Opdracht 1, 2, 3 en 4

Blijf online in Teams voor vragen.

Succes!!!

Afronden

Veel succes deze week en tot donderdag!

Hw: H4 Taalverzorging Lijdend voorwerp opdracht 1 t/m 4