M4_T6 & T7

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Zuurstoftransport
Bevat een celkern
Altijd een vaste ronde vorm
Bloedstolling
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Hemoglobine
1 / 14
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Zuurstoftransport
Bevat een celkern
Altijd een vaste ronde vorm
Bloedstolling
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Hemoglobine

Slide 1 - Drag question

Bloedplasma
Eiwitten
Antistoffen
Water
Fibrinogeen (stollingseiwit)
Voedingsstoffen

Slide 2 - Drag question

Slagader
Ader
Haarvat
Hoge bloeddruk
Bevat kleppen
1 cellaag dunne wand
O2/CO2 kan door de wand
Dikke, elastische wand
Liggen meestal diep in het lichaam

Slide 3 - Drag question

Waar is bloeddruk het hoogst?
A
Bij 1
B
Bij 2
C
Allebei even hoog

Slide 4 - Quiz

Zuurstofrijk
Koolstofdioxide rijk
Nierslagader
Aorta
Nierader
Holle ader
Poortader
Longslagader
longader

Slide 5 - Drag question

Hoe heet onderdeel 10?
A
Linkerboezem
B
Linkerkamer
C
Rechterboezem
D
Rechterkamer

Slide 6 - Quiz

Wat wordt bij de meeste vaccins ingespoten?
A
Een volledig virus
B
Een dood/verzwakt virus

Slide 7 - Quiz

Je wordt ziek door een rotavirus. Daarna wordt je beter. Dit is:
A
natuurlijke actieve immunisatie
B
natuurlijke passieve immunisatie
C
kunstmatige actieve immunisatie
D
kunstmatige passieve immunisatie

Slide 8 - Quiz

Vaccinatie is een vorm van:
A
natuurlijke actieve immunisatie
B
natuurlijke passieve immunisatie
C
kunstmatige actieve immunisatie
D
kunstmatige passieve immunisatie

Slide 9 - Quiz

Anti-serum tegen slangengif bevat antistoffen. Dit is een vorm van:
A
natuurlijke actieve immunisatie
B
natuurlijke passieve immunisatie
C
kunstmatige actieve immunisatie
D
kunstmatige passieve immunisatie

Slide 10 - Quiz

Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep 0
Antigen A
Antigen B
Antigen A en B
Geen antigenen
Geen antistoffen
Antistof A
Antistof B
Antistof A en B

Slide 11 - Drag question

Welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep B aan doneren?
A
Alleen bloedgroep B
B
Bloedgroep B en AB
C
Bloedgroep B en 0

Slide 12 - Quiz

Van welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep A bloed ontvangen?
A
Alleen bloedgroep A
B
Bloedgroep A en AB
C
Bloedgroep A en 0

Slide 13 - Quiz

Iemand die rhesuspositief is heeft:
A
Alleen rhesus-antigenen
B
Alleen rhesus-antistoffen
C
Zowel rhesus-antigenen als antistoffen

Slide 14 - Quiz