This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Argumentatie 2
Slide 1 - Slide
Als je een argument ondersteunt met een ander argument noem je dat:
Slide 2 - Open question
Een argument dat je kunt controleren noem je een:
Slide 3 - Open question
Als een schrijver meerdere argumenten gebruikt om zijn mening kracht bij te zetten, noem je dat:
Slide 4 - Open question
Geef bij de volgende vragen aan met welke soort argumenten je te maken hebt:
Slide 5 - Slide
Ik vind het prettiger om naar Luxor te gaan, want die bios is bij mij om de hoek.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 6 - Quiz
Ik vind het fijner om naar Luxor te gaan, want daar heb je fijnere stoelen.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 7 - Quiz
Een smartphone is onmisbaar, want veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder zo'n telefoon.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 8 - Quiz
Is er bij de volgende vragen sprake van nevenschikkende of onderschikkende argumentatie?
Slide 9 - Slide
Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen en het regende drie dagen onafgebroken.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 10 - Quiz
Dat was geen leuk festival. Er was nergens schaduw op het terrein en ik kan niet tegen de zon.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 11 - Quiz
Nederland moet een republiek worden. Een president is veel goedkoper dan het koningshuis. De staat onderhoudt dan slechts één persoon en niet een hele familie.