Nederlands spelling werkwoorden oefenen 3 v.t. zwak

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Werkwoorden

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd:

* Veranderen niet van klank!

Hele werkwoord is: fietsen

t.t.                              v.t.

Ik fiets                           Ik fietste       

Jij fietst                         Jij fietste

hij fietst                        Hij fietste

Wij fietsen                    Wij fietsten

Werkwoorden in de 

verleden tijd v.t.

Kies het goede antwoord.

Het hele werkwoord is maken.
Hoe schrijf je het in de verleden tijd?
Ik ..............

1. Maaktte
2. Maakte
3. Maakten
4. Makten

Het hele werkwoord is verwennen, hoe schrijf je het in de verleden tijd?
Ik ...........................

1. Verwende
2. Verwendde
3. Verwenden
4. verwendte

Het hele werkwoord is botsen, hoe schrijf je het in de verleden tijd?
Wij .................

1. Botsen
2. Botstten
3. Botsten
4. Bosten

Let op!!!!!!!

Als het werkwoord op een t of een d eindigt, komt er in de verleden tijd een extra t of d bij.

Ik plant+te                     Ik plantte

Wij plant+ten                Wij plantten

Ik verbrand+de              Ik verbrandde

Wij verbrand+den         Wij verbrandden

Het hele werkwoord is praten, hoe schrijf je het in de verleden tijd
Ik ………..

1. praate
2. praatte
3. praatten
4. praten

Sterke werkwoorden

Als je een sterk werkwoord in de verleden tijd zet, verandert de klank.

Ik loop      Ik liep       Wij liepen

Ik heb        Ik had       Wij hadden

Is
SCHRIKKEN
een sterk werkwoord?

1. ja
2. nee

Is
FIETSEN
een sterk werkwoord?

1. ja
2. nee

Is lopen een sterk werkwoord?

1. Nee
2. Ja

Hoe veranderd het woord rijden in de verleden tijd?
Wij......

1. Rijden
2. Reed
3. Reden
4. Rijdt

Is vallen een sterk werkwoord?

1. Ja
2. Nee