Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt het schema werkwoordspelling toepassen. (stroomschema voltooid deelwoord, persoonsvorm, etc.) 
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd juist spellen. Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd juist spellen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

ik-vorm (uitspraak)
fietsen - ik fiets
verhuizen - ik verhuis
lopen - ik loop

Slide 4 - Slide

Geef de ik-vorm van durven

Slide 5 - Open question

Geef de ik-vorm van blazen

Slide 6 - Open question

Geef de ik-vorm van leven
Tekst

Slide 7 - Open question

Regel persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik                  ik-vorm        loop
Jij                 ik-vorm + t loopt       (maar als je erachter staat geen t!)
Hij/zij/het ik-vorm + t loopt
Wij               hele ww      lopen
Jullie          hele ww      lopen
Zij                hele ww      lopen

Slide 8 - Slide

Lisa .............. (bakken) elke week koekjes.

Slide 9 - Open question

Ik ........... (geloven) niet in sprookjes.

Slide 10 - Open question

Hij ........... (vinden) koekjes lekker.

Slide 11 - Open question

Regel persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden)
Ik                    ik-vorm+te/de                fietste
Jij                   ik-vorm+te/de                fietste
Hij/zij/het   ik-vorm+te/de                fietste
Wij                 ik-vorm+ten/den          fietsten
Jullie            ik-vorm+ten/den           fietsten
Zij                  ik-vorm+ten/den           fietsten

Slide 12 - Slide

Zij ..............(maken, vt) gisteren een toets.

Slide 13 - Open question

Hij .............. (werken, vt) hard aan de opdracht.

Slide 14 - Open question

Ik (aanraden) hem het boek Match aan.

Slide 15 - Open question