- Alle erfelijke eigenschappen van een organisme noemen we het:
- Dit deel van een chromosoom codeert voor 1 eigenschap:
- De variant van een gen noemen we een:
- Bij meiose ontstaan:
- Bij mitose ontstaan:
Genotype
Fenotype
Gen
Allel
Geslachtscellen
Lichaamscellen
1 / 27
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
- Het uiterlijk van een organisme noemen we het:
- Alle erfelijke eigenschappen van een organisme noemen we het:
- Dit deel van een chromosoom codeert voor 1 eigenschap:
- De variant van een gen noemen we een:
- Bij meiose ontstaan:
- Bij mitose ontstaan:
Genotype
Fenotype
Gen
Allel
Geslachtscellen
Lichaamscellen
Slide 1 - Drag question
12.1 Eigenschappen doorgeven
Herhaling 11.4
Uitleg 12.1 deel 1 met herhalingsvragen a.d.h.v. de uitleg
Slide 2 - Slide
Homozygoot vs Heterozygoot
Voorbeeld bij het gen haarvorm
Homozygoot
2 dezelfde allelen
krul - krul
Heterozygoot
2 verschillende allelen
krul - steil
Slide 3 - Slide
Dominant vs Recessief
Dominant:
Overheersende allel
Recessief:
Onderdrukte allel
Bijvoorbeeld:
Bij de oogkleur is het allel bruin dominant over blauw
Heb je 1 allel voor bruine ogen en 1 allel voor blauwe ogen dan overheerst het allel voor bruine ogen het allel voor blauwe ogen
Je fenotype is dan bruin
Slide 4 - Slide
Terugblik
Een man heeft bruin haar en een vrouw blond haar. De man is ....................... wat betekent dat hij twee verschillende ....................... voor het gen voor haarkleur heeft. Hieruit kan je afleiden dat bruin haar ....................... is. De vrouw moet dan wel ....................... zijn. Het gen voor blond haar is dan ....................... De vrouw besluit haar haar rood te verven. Hiermee verandert ze wel haar ......................... maar niet haar .......................
allelen
dominant
fenotype
genotype
heterozygoot
homozygoot
recessief
Slide 5 - Drag question
Hoe noemen we de genotypen?
Homozygoot dominant
2 gelijke dominante allelen voor 1 gen/eigenschap
Homozygoot recessief
2 gelijke recessieve allelen voor 1 gen/eigenschap
Heterozygoot
2 verschillende allelen voor 1 gen/eigenschap
Slide 6 - Slide
Genotype noteren
We gebruiken letters:
Dominant allel - HOOFDLETTER
Recessief allel - kleine letter
Voorbeeld:
Homozygoot dominant - AA
Heterozygoot - Aa
Homozygoot recessief - aa
Slide 7 - Slide
Welke genotype hoort bij welk begrip?
AA
Aa
aa
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Slide 8 - Drag question
Vul het schema verder in, kies de woorden uit het blok hiernaast.
Er blijven woorden over
vast
los
homozygoot dominant
homozygoot ressecief
Aa
AA
heterozygoot
aa
Slide 9 - Drag question
Kruisingen
Bij een kruising krijgen twee ouders samen nakomelingen.
Een kruising is een overzicht van:
Fenotypen en genotypen van ouders
De allelen in de geslachtscellen
De mogelijke genotypen en fenotypen van de nakomelingen
Slide 10 - Slide
In een geslachtscel zit altijd:
De helft van het aantal chromosomen uit een lichaamscel
1 allel van ieder gen
1 van de 2 geslachtschromosomen
Slide 11 - Slide
Kruisingen
In een kruisingsschema worden de generaties aangegeven door:
P(arents): Ouders (... x ...)
F1: De eerste generatie nakomelingen (kinderen)
F2: De tweede generatie nakomelingen (kleinkinderen)
Slide 12 - Slide
Stappenplan
Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht
Schrijf het genotype van beide ouders hieronder
Schrijf de allelen in de geslachtscellen op
Maak het kruisingsschema
Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
Schrijf daaronder de verhouding in fenotype
1:1
bruin - wit
Slide 13 - Slide
(3:1)
(1:2:1)
Slide 14 - Slide
kruisingsschema
P
Allel in de geslachtscellen
Allel in de geslachtscellen
Slide 15 - Slide
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 16 - Drag question
Klopt het kruisingsschema? bruin = dominant blauw = recessief Rex (vader) = heterozygoot Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 17 - Quiz
Oefenvraag
1 bruin heterozygote hengst krijgt nakomelingen met 1 blonde merrie.
Hoe zien de nakomelingen eruit? Geef ook de verhoudingen in het genotype en fenotype.
Slide 18 - Slide
CO-dominant en intermediair
Co-dominant
- Allelen zijn even sterk en komen beide tot uiting.
- voorbeeld: bloedgroepen
Intermediair
- Allelen zijn even sterk en leveren een mengvorm op.
- voorbeeld: kleuren bij bloemen
- Noteer je als-->
Slide 19 - Slide
Intermediair
Allelen zijn beide even sterk.
Zorgt voor mengvorm in fenotype.
voorbeeld notatie:
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Wat is de genotype van de kuikens?
Slide 22 - Slide
Co-dominant
Thema 8 geleerd dat er 4 verschillende bloedgroepen zijn
A/B/AB/O
Bloedgroep
Slide 23 - Slide
Bloedgroepen
Slide 24 - Slide
Voorbeeld co-dominant:
Een heterozygote man met bloedgroep B en een vrouw met bloedgroep AB krijgen een kind. Hoe groot is de kans dat deze bloedgroep A heeft?
Slide 25 - Slide
Voorbeeld intermediair:
Twee planten worden gekruist. De ene heeft rode bloemen en de andere witte. Uit de kruising ontstaan alleen planten met roze bloemen.