Oefentoets 2: Capítulo 1 Entre mar y montaña Paso adelante 3A

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Entre mar y montaña (libro 3A)
1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Entre mar y montaña (libro 3A)

Slide 1 - Slide

La clase de hoy: de les van vandaag
La meta de la clase: het doel van les
Weten hoe je “de gebiedende wijs” moet toepassen. Je kunt minimaal drie zinnen maken met de gebiedende wijs.

Actividades
- Jullie oefenen met de "Gebiedende wijs".
- Jullie oefenen met de "presente perfecto".
- Oefenen regelmatige werkwoorden op ar-er-ir "Presente" 
- Jullie oefenen met "klinkerwisseling".  
- Jullie oefenen met de woordenschat van hoofdstuk 1.                                        

Slide 2 - Slide

VERBOS E - IE
querer          -        willen, houden van
empezar      -       beginnen
preferir         -      liever willen
entender      -      begrijpen
cerrar             -      sluiten
pensar           -      denken
tener               -      hebben    (de ik-vorm = tengo)

Voorbeeld: 
Tú ______ (tener) 40 años.
La clase ________ (empezar) a las ocho y nueve. 

Deze werkwoorden leer je als werkwoorden met e - ie 
klinkerwisseling
antwoord
tienes
antwoord
empieza

Slide 3 - Slide

Bij welke werkwoorden vindt er klinkerwisseling plaats?
A
jugar, dormir, practicar, saltar
B
empezar, nadar, contar, vivir
C
mostrar, poder, jugar, dormir
D
poder, practicar, llevar, ser

Slide 4 - Quiz

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in de zin?

Mis padres _____ (dormir (ue) ) en una tienda grande.

Slide 5 - Open question

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in de zin?
Mi hermano y yo ______ (volver) a casa juntos después de la fiesta.

Slide 6 - Open question

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in de zin?

Chicos, ¿______ (poder (ue) hacer los deberes, por favor?

Slide 7 - Open question

vervoeg (presente)
querer (nosotros)
A
queréis
B
quieremos
C
quieréis
D
queremos

Slide 8 - Quiz

vervoeg (presente)
jugar (ellas)
A
jugan
B
jugen
C
juegan
D
juegen

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging: Preferir (jij vorm)
A
Preferes
B
Prefieres
C
Prefiere
D
Prefere

Slide 10 - Quiz

kies de juiste vervoeging
(ellos / ellas/ ustedes) comenzar (ie)
A
comienza
B
comenzamos
C
comienzen
D
comienzan

Slide 11 - Quiz

kies de juiste vervoeging
(tú) recordar (ue)
A
recuerdas
B
recordamos
C
recordáis
D
recuerdo

Slide 12 - Quiz

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in welke zin?
Mañana, Paul y yo _____ un partido
Mi amiga Ana siempre _____ al hockey
Rita y Lola, ¿_____ al vóleibol?
Mis hermanos ____ juntos
juega
jugamos
juegan
jugáis

Slide 13 - Drag question

Wat is de gebiedende wijs?
De gebiedende wijs, drukt een bevel, verzoek of verbod uit.
Wanneer je opdrachten of aanwijzingen geeft.



Slide 14 - Slide

Presente Perfecto
stam van het werkwoord + ado of  + ido
Regelmatige werkwoorden
infinitief op....                                    voorbeelden:
  - ar   wordt  - ado                           visitar -> visitado,   hablar -> hablado
  - ir of - er  wordt  -ido                  vivir -> vivido,   venir -> venido
                                                                 comer -> comido,   beber -> bedido

Onregelmatige voltooid deelwoorden zijn:
hacer -> hecho   (gedaan, gemaakt)                      decir -> dicho (gezegd)
escribir -> escrito (geschreven)                              ver -> visto (gezien)

Slide 15 - Slide

Hoe maak je de 'presente perfecto'?
A
een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
B
een vorm van 'ir' + a + hele ww
C
een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
D
een vorm van 'tener' + a + hele ww

Slide 16 - Quiz

Met welke hulpwerkwoord wordt de presente perfecto gevormd?

Slide 17 - Open question


Presente perfecto
1. Lujain...........................(caminar) por las playas de Cádiz.
2. Jairo y Luca..........................(ver) cosas muy bonitas en sus vacaciones.
3. Hoy...........................(perder-yo)  mis libros.  
4. ¿Tú...........................(hacer) los deberes en LessonUP?.
5. Jade siempre............................(vivir) en Holanda.
6. Neveah y yo...........................(escribir) las respuestas del examen en un su cuaderno.

Slide 18 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
A. hij heeft gehad....................... clases muy temprano.
B. zij heeft gezien....................... cosas muy bonitas.
C. jullie hebben geschreven................... todo en el examen.

Slide 19 - Open question

Noem vier onregelmatige werkwoorden in de presente perfecto en geef de vervoeging.
 Schrijf het voltooid deelwoord op van.
1. descansar:                5: contar:
2. pensar:                     6 : poder:
3. querer:                      7:  volar:
4. preferir:                    8: dormir:

Slide 20 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij hebben gezwommen
Hoe zeg je in het Spaans: 
1. Zij hebben gezwommen.................................................................................. toda la tarde.
2. Hij heeft gedacht................................................................................. mucho en tí.
3. Ik heb gewild..................................... este bolso desde hace mucho tiempo.

Slide 21 - Open question

hemos 
has 
habéis 
he 
han 
ha 
Yo 
él
Nosotros
Vosotros
Ellas

Slide 22 - Drag question

Lees de volgende zinnen en kies de juiste werkwoordstijden
Imperativo
Presente perfecto
Presente
Tomad la línea tres con destino a Gracia!
Somos tus amigos
Nick y yo hacemos nuestros deberes. 
 No suba al autobús número veinticinco.
¿Has comido calamares?
He hecho un pastel.
Lee el folleto del museo.

Slide 23 - Drag question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
visitar

Slide 24 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
beber

Slide 25 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
llover

Slide 26 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
ver

Slide 27 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
decir

Slide 28 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij hebben gezwommen

Slide 29 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik heb gegeten

Slide 30 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
(tú, hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 31 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
Wij hebben gedanst

Slide 32 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
Esta semana (viajar, yo) a Barcelona.
A
ha viajado
B
he viajido
C
he viajado
D
ha viajido

Slide 33 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
Nosotros (comprar) mucha ropa
A
he comprar
B
hemos comprado
C
he comprado
D
hemos comprar

Slide 34 - Quiz

Vocabulario
Bekijk je woordenlijst H-1 Entre mar y Montaña

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Drag question

Sleep het antwoord naar de juiste vertaling!
la infancia
de fontein
zeker
voor
omdat, zoals
het zicht
como
delante
de jeugd
la fuente
seguro
la vista

Slide 37 - Drag question

lejos
bajar
el destino
delante
también
la parada
el viaje
querer
willen
de bestemming
de halte
voor
ver
de reis
ook
uitstappen

Slide 38 - Drag question

Evaluación
Wat was je leerdoel?
Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd en waarom?

Slide 39 - Open question