14/2 een bouwplan maken - schrijven H2

Schrijven
H2

Een bouwplan maken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schrijven
H2

Een bouwplan maken

Slide 1 - Slide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Kritisch kijken
Wat is er verkeerd op dit plaatje? 
Er zijn er 20 dingen. Hoeveel zie jij er?
Noteer ze op een papiertje.
Niet door de klas roepen of overleggen!

timer
2:00

Slide 3 - Slide

Hoeveel had jij er gevonden?
020

Slide 4 - Poll

Antwoorden
1. Cijfers klok omgekeerd. 2. Dag en nacht in de ramen. 3. Geen jaar in de kalender. 4. Kalenderweek begint met woensdag. 5. Junie heeft 30 dagen. 6. Het gat van de wasbak is gevuld met voorraad. 7. Boeken in het gootsteenkastje. 8. Boeken en schoonmaakmiddelen/drinken samen in een kastje. 9. Bezems in de koelkast. 10. Een koelkast heeft geen sleutel. 11. Handvat gootsteenkastje zit binnenin. 12. Geen handvatten op de andere kastjes. 13. Stoel mist een wiel. 14. Mans broekspijp is opgerold. 15. Man heeft een schoen en slipper aan. 16. vrouw heeft verschillende mouwen. 17. De stofzuiger heeft geen snoer/elektriciteit. 18. Wortels groeien in de aarde. 19. gordijnen hangen buiten het raam. 20.Het meisje DAT daar schoonmaakt, wordt niet geholpen door de jongen DIE daar zit!


Slide 5 - Slide

Hoeveel had jij er goed?
020

Slide 6 - Poll

Kritisch kijken
Wat is er verkeerd op dit plaatje? 
Er zijn er 20 dingen. Hoeveel zie jij er?
Noteer ze op een papiertje.
Niet door de klas roepen of overleggen!

timer
2:00

Slide 7 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe ik een bouwplan voor een tekst moet maken.

Slide 8 - Slide

Uit welke tekstdelen bestaat een tekst?

Slide 9 - Mind map

Wat is de functie van de inleiding?
Op welke manier kan de schrijver dat doen?

Slide 10 - Mind map

Wat is de functie van het slot?
Op welke manier kan de schrijver dat doen?

Slide 11 - Mind map

Welke is fout?
A
De hoofdgedachte staat in de tekst.
B
De hoofdgedachte vind je in de inleiding en in het slot.
C
De hoofdgedachte is een mededelende zin.
D
De hoofdgedachte moet je zelf bedenken.

Slide 12 - Quiz

Welke tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden
zouden in het slot kunnen voorkomen?

Slide 13 - Mind map

Beginnen met het schrijven van een tekst
Voordat je een tekst gaat schrijven, denk je na over het onderwerp, het tekstdoel en de inhoud:
• Wat wil je bereiken: de lezer amuseren, informeren, overtuigen of activeren?
• Wat wordt je hoofdgedachte?
• Wat ga je precies vertellen?
• Bedenk een logische volgorde: Wat vertel je in de inleiding? Wat zijn de deelonderwerpen van het middenstuk? Wat komt er in het slot?
Al deze dingen leg je vast in een bouwplan. Als je dat hebt gemaakt, hoef je je tijdens het schrijven alleen te concentreren op de formulering.

Slide 14 - Slide

Onderwerp- oriënterend lezen 
• Geeft aan waar de tekst over gaat; het onderwerp
• Je kunt het vaak met één of enkele woorden zeggen.


Om het onderwerp van de tekst te kunnen vinden, hoef je niet helemaal de tekst te lezen. Kijk naar:
• de titel
• plaatje(s) bij de tekst
• tussenkopjes
• andere opvallende delen
 En je leest de eerste alinea (vaak dik gedrukt of in een ander lettertype)!

Slide 15 - Slide

Tekstdoelen

Slide 16 - Slide

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag nieuwsbericht, leesboek
reclametekst, uitnodiging, advertentie
bespreking van een film of boek (recensie), betoog, column
verhaal, leesboek, strip, roman, rap, mop

Slide 17 - Slide

Hoofdgedachte
Lezen: de hoofdgedachte
• De hoofdgedachte is een (door jezelf bedachte) samenvatting in één zin.
• De hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.


Het stappenplan om de hoofdgedachte te vinden:
  • Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp? 
  • De hoofdgedachte is altijd één complete zin.
  • Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
--> Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 18 - Slide

Verschil hoofdgedachte en kernzin
De hoofdgedachte is één mededelende zin (dus géén vraag); een samenvatting van de hele tekst in één zin
Die moet je zelf bepalen en kan je niet uit de tekst halen.

De kernzin is de zin die het belangrijkste  van een alinea weergeeft. Meestal de eerste of laatste zin van de alinea.
De kernzin staat al in de tekst en kan je zo overschrijven.

Slide 19 - Slide

Deelonderwerp - globaal lezen
Deelonderwerpen behandelen verschillende kanten van een onderwerp, ook wel aspecten genoemd. 
Bijvoorbeeld: het onderwerp van een tekst is 'voetbal'. Een deelonderwerp zou 'De geschiedenis van voetbal' of 'het tenue' kunnen zijn. 

Stappenplan
  • Zoek het onderwerp van de alinea; waar gaat deze alinea over?
  • Let op tussenkopjes in de tekst
  • Bekijk de alinea-indeling
  • Lees de eerste zin en de laatste van iedere alinea 
  • Een deelonderwerp is steeds een 'nieuw' aspect van het onderwerp
  • Lees niet te snel, neem de tijd


Slide 20 - Slide

Bouwplan
Zo maak je een bouwplan
• Noteer het onderwerp, het doel van je tekst en de hoofdgedachte.
• Maak een schema met vier kolommen (A, B, C en D):
– in kolom A noteer je de woorden ‘Inleiding’, ‘Middenstuk’ en ‘Slot’;
– in kolom B noteer je de alineanummers;
– in kolom C noteer je de deelonderwerpen;
– in kolom D schrijf je in voldoende steekwoorden de inhoud.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Werk voor de deze en de volgende les:
Blz. 49, opdracht 2
Blz. 123, opdracht 4
Blz. 153, opdracht 5
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!


Klaar = lezen!
timer
25:00

Slide 23 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe ik een bouwplan voor een tekst moet maken.

Slide 24 - Slide

Ik weet hoe ik een bouwplan voor een tekst moet maken.

😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 26 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 27 - Open question