Leesvaardigheid tekstverbanden en signaalwoorden 2
Hij ______(veranderen – t.t.) voortdurend zijn reisplannen.
1 / 25
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hij ______(veranderen – t.t.) voortdurend zijn reisplannen.
Slide 1 - Open question
Leesvaardigheid tekstverbanden en signaalwoorden 2
Slide 2 - Slide
Deze les
- Terugblik
- Lesdoel
- Uitleg
- Voorkennis activeren
- Aan de slag
- Reflectie
Slide 3 - Slide
Zet de juiste leestekens: We vertrekken om 10.00 uur maar je mag vanaf 9.00 uur bij mij komen
Slide 4 - Open question
Welk verband herken je in de volgende zin?
Dit jaar wil ik op vakantie naar Turkije en dat kost nogal wat. Ik moet dus echt een zaterdagbaantje nemen om dit te kunnen betalen.
A
toelichtend
B
Chronologisch
C
samenvattend
D
concluderend
Slide 5 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.
A
toelichtend
B
Chronologisch
C
samenvattend
D
concluderend
Slide 6 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Anke wilde niet naar het pretpark, Yorrick wilde niet naar het strand; kortom we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.
A
toelichtend
B
Chronologisch
C
samenvattend
D
concluderend
Slide 7 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
"Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen."
A
toelichtend
B
Chronologisch
C
samenvattend
D
concluderend
Slide 8 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter bij een topclub punten kon weghalen.
A
toelichtend
B
Chronologisch
C
samenvattend
D
concluderend
Slide 9 - Quiz
Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de tekstverbanden "doel-middel, oorzakelijk, redengevend, toegevend, vergelijkend en voorwaardelijk" herkennen in een tekst.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Welk verband herken je in de volgende zin:
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
A
Doel-middel
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
toegevend
Slide 17 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin:
Om de eindronde te bereiken zullen we de komende twee wedstrijden echt moeten winnen.
A
Doel-middel
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
toegevend
Slide 18 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin:
Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had.
A
Doel-middel
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
toegevend
Slide 19 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin:
Als je nu meteen vertrekt, kun je nog op tijd komen voor het concert
A
vergelijkend
B
voorwaardelijk
C
toegevend
D
redengevend
Slide 20 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin:
Ik ga toch naar hockey, ook al zei ik dat ik ziek was.
A
vergelijkend
B
voorwaardelijk
C
toegevend
D
redengevend
Slide 21 - Quiz
Voorkennis activeren
Doe je ogen dicht.
Stel je een herfstwandeling voor door het bos. Hoe ziet het eruit?
Slide 22 - Slide
Wie kon zich een goede voorstelling maken van het bos waar hij/zij in liep?
Ik
Ik zag helemaal niks voor me
Slide 23 - Poll
Wat ga je doen?
Maak opdracht 1 en 3 op bladzijde 18-21
10 minuten in stilte
geen vragen
timer
10:00
Slide 24 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de tekstverbanden "doel-middel, oorzakelijk, redengevend, toegevend, vergelijkend en voorwaardelijk" herkennen in een tekst.
Controlevraag
Wat is het verband in de volgende zin:
Als ik een voldoende haal voor deze toets, krijg ik 10 euro van mijn vader.