Leesvaardigheid tekstverbanden en signaalwoorden 1
Leesvaardigheid tekstverbanden en signaalwoorden 1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leesvaardigheid tekstverbanden en signaalwoorden 1
Slide 1 - Slide
Deze les
- Terugblik
- Lesdoel
- Uitleg
- Voorkennis activeren
- Aan de slag
- Reflectie
Slide 2 - Slide
Welk verband herken je in de volgende zin?
Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend
Slide 3 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend
Slide 4 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Marco is een natuurtalent in balsporten, zoals voetbal.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend
Slide 5 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend
Slide 6 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zinnen?
Veel modern voedsel bevat stoffen die slecht zijn voor de gezondheid. Ze kunnen bijvoorbeeld obesitas veroorzaken.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend
Slide 7 - Quiz
Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de tekstverbanden "chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend" herkennen in een tekst.
Slide 8 - Slide
Concluderend verband
De auteur trekt een conclusie uit eerder opgedane informatie (vaak in de laatste alinea)
Signaalwoorden:
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus.
Pieter heeft de hele dag hard gewerkt en daarna nog een zware tennispartij gespeeld. Hij zal dus wel moe zijn.
Slide 9 - Slide
Samenvattend verband
Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
signaalwoorden:
al met al, kortom, met andere woorden, samenvattend/samengevat.
op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
Slide 10 - Slide
"Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen."
A
samenvattend
B
concluderend
Slide 11 - Quiz
"Dit jaar wil ik op vakantie naar Turkije en dat kost nogal wat. Ik moet dus echt een zaterdagbaantje nemen om dit te kunnen betalen."
A
samenvattend
B
concluderend
Slide 12 - Quiz
Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt en ik heb geen tijd om het nu nog te maken. Ik moet dus toegeven dat ik het niet heb.
A
samenvattend
B
concluderend
Slide 13 - Quiz
Voorkennis activeren
Waarom?
Slide 14 - Slide
Wat weet je al over Karel V en Maria van Bourgondië?
Slide 15 - Mind map
Wat ga je doen?
Maak opdracht 2, 3, 5 en 6, blz 11-14.
10 minuten in stilte
geen vragen
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Je hebt nu twee teksten gelezen over historische figuren. Historici hebben ervoor gekozen om meer nadruk te leggen op het ene figuur dan op het andere figuur. Welk figuur is volgens jullie interessanter om te bespreken met leerlingen en waarom?
Slide 17 - Open question
Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de tekstverbanden "chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend" herkennen in een tekst.
Controlevraag
Wat is het verband in de volgende zin:
Ik heb vanmiddag hockey en ik heb nog veel ander huiswerk, dus de docent mag de deadline maar even verplaatsen.