Hoofdstuk 4 Hoe wordt er gewerkt?

Planning voor vandaag
- Voorkennis ophalen
- Leerdoelen bespreken
- Uitleg 4.1
- Zelf aan de slag
- Leerdoelen behaald?
- Huiswerk noteren en afsluiten 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Planning voor vandaag
- Voorkennis ophalen
- Leerdoelen bespreken
- Uitleg 4.1
- Zelf aan de slag
- Leerdoelen behaald?
- Huiswerk noteren en afsluiten 

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4

 4.1   Wie produceert dat?

4.2  Wat kost het milieu?

4.3  Waar werk jij?

4.4  Is alles goed geregeld?


Slide 2 - Slide

Wat weet je al?
- Boeken van tafel
- Schrijf in tweetallen wat je al weet over "produceren".
- Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor

- Na 5 minuten wissel je de bladen om met een ander tweetal
- Kijk goed naar wat zij anders hebben opgeschreven.

Vervolgens gaan we het kort klassikaal bespreken

Slide 3 - Slide

Wat ga je leren?
- Wat produceren in enge zin is;
- Wat produceren in ruime zin is;
- wat formele en infomele sector is;

- Welke productiefactoren er zijn, en welke beloningen erbij horen;
- Economsiche kringloop

Slide 4 - Slide

Produceren= het maken van goederen
Productie in enge zin -> alles wat gemaakt wordt door overheid en bedrijven, de formele sector.

Productie in ruime zin -> Alle productie!! Wordt gemaakt door de formele sector en de informele sector.

Informele sector: zwart werk, vrijwillgerswerk en zelfvoorziening.

Slide 5 - Slide

Wat heb je nodig
om te produceren?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Productiefactoren
  • Kapitaal (kapitaalintensief)
  • Arbeid (arbeidsintensief)
  • Natuur
  • Ondernemerschap

KANO
Voor het leveren van productiefactoren wordt je beloond!

Slide 8 - Slide

Zelf aan de slag
- Maken opdr. 1 t/m 6 en 11
Klaar? 
Kom dan een nakijkblad bij mij ophalen om na te kijken.
Nagekeken? Kom een puzzel me halen
Uitgepuzzeld? 
Lees par 4.2 door (is huiswerk)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Maatschappelijke kosten
Als het niet duidelijk is wie de veroorzaker is van de vervuiling, dan moet de overheid het oplossen.
Dit wordt dan opgelost/opgeruimd met gemeenschapsgeld (ons belastinggeld).
Daarom noemen we het maatschappelijke kosten.


Steeds vaker probeert de overheid de vervuiler te laten betalen voor de vervuiling.
Hierdoor nemen de bedrijfskosten van deze vervuilende bedrijven toe.
Dit rekenen ze dan vaak door aan de klant.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Milieu keurmerk
Geeft zekerheid dat het product beter is voor het milieu dan andere producten.

Slide 16 - Slide

Hoe kunnen we milieuvervuiling tegengaan?
• Minder consumeren;
• Meer afval inzamelen/sorteren/recyclen;
• Vaker duurzaam produceren;
• Minder maatschappelijke kosten, vaker "de vervuiler betaalt";
• Meer regels en wetten.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Hoe kan de overheid de milieuproblemen aanpakken?
A
Promoten van scheiden van afval
B
Door meer belasting te heffen op milieuvervuilende producten
C
Wet- en regelgeving CO 2 uitstoot voor bedrijven regelen
D
Alle 3 antwoorden zijn goed.

Slide 19 - Quiz

De overheid wil meer toe naar het principe 'de vervuiler betaalt'. Als dit lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappelijke kosten?
A
blijven gelijk.
B
niets te maken met maatschappelijke kosten.
C
stijgen.
D
dalen.

Slide 20 - Quiz

Betalen consumenten toch mee als het principe "De vervuiler betaalt" wordt toegepast?
A
de bedrijfskosten nemen toe en zo ook de consumenten prijs.
B
de lonen van consumenten stijgen niet maar de winst van de bedrijven wel.
C
de bedrijfskosten nemen af en moeten en de consumenten meer betalen.
D
De prijs heeft niets te maken met de milieukosten.

Slide 21 - Quiz

Waarom zijn maatschappelijke kosten vervelend voor de burgers?
A
Omdat de burgers moeten meebetalen aan het oplossen van de vervuiling van een ander.
B
Omdat burgers hierdoor minder geld verdienen.
C
Omdat bedrijven hierdoor meer winst maken.
D
Omdat burger hierdoor niet in een schoon land kunnen leven.

Slide 22 - Quiz

Wat betekent duurzaam produceren?
A
Dat je nu in je behoefte kunt voorzien, maar ook denkt aan de mensen in de toekomst.
B
Dat je geen afval meer aanbiedt.
C
Dat je zo min mogelijk vlees eet.
D
Dat je niet meer met de auto mag reizen.

Slide 23 - Quiz

Wat betekent hergebruik (recycling)
A
Nieuwe producten maken van bestaande producten.
B
Zo min mogelijk weggooien, maar producten langer gebruiken.
C
Het maken van nieuwe producten uit afval.
D
Duurzaam leven.

Slide 24 - Quiz

Leerdoelen:
  1. Je weet welke vormen van milieuvervuiling er zijn.
  2. Je weet hoe deze vormen van milieuvervuiling aangepakt kunnen worden door producenten en consumenten.
  3. Je weet wat maatschappelijke kosten zijn.
  4. Je weet wanneer milieukosten tot de bedrijfskosten worden gerekend.

Slide 25 - Slide