Grammatica l1 pers v , zinsdelen, wwg, ow en lv

Grammatica
 hoe je de persoonsvorm vindt;
• hoe je een zin verdeelt in zinsdelen;
• hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt;
• hoe je het onderwerp vindt;
• hoe je het lijdend voorwerp vindt.
 Grammatica herhaling
In deze paragraaf herhaal je:
hoe je de persoonsvorm vindt;
• hoe je een zin verdeelt in zinsdelen;
• hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt;
• hoe je het onderwerp vindt;
• hoe je het lijdend voorwerp vindt.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
 hoe je de persoonsvorm vindt;
• hoe je een zin verdeelt in zinsdelen;
• hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt;
• hoe je het onderwerp vindt;
• hoe je het lijdend voorwerp vindt.
 Grammatica herhaling
In deze paragraaf herhaal je:
hoe je de persoonsvorm vindt;
• hoe je een zin verdeelt in zinsdelen;
• hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt;
• hoe je het onderwerp vindt;
• hoe je het lijdend voorwerp vindt.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • oefenen met persoonsvorm en zinsdelen, opdrachten maken
  • herhalen  onderwerp.

Slide 2 - Slide

Ik / wil / naar huis.

Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is dus zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
wil
D
niets

Slide 3 - Quiz

de persoonsvorm is: Wie heeft mij gebeld?
A
heeft
B
gebeld

Slide 4 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een...
A
werkwoord
B
een persoon

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Alle leestekens in een zin
C
Alle personen in een zin
D
Leestekens

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 7 - Quiz

Wat is een zinsdeel?
A
een stukje informatie
B
kan uit één woord bestaan
C
kan uit meerdere woorden bestaan
D
het is een deel van een zin

Slide 8 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Hij eet een appel.'
A
3 zinsdelen
B
2 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
1 zinsdeel

Slide 9 - Quiz

opdracht: maken blz56 opdrachten 1 tot n met 7
persoonsvorm werkwoordelijk gezegde en onderwerp. 
Klaar? 
Spelling hoofdstuk 1.8 blz 65 opdracht 1 tm 5
Klaar?

Pak je leesboek en ga verder met lezen!

timer
10:00

Slide 10 - Slide