H7 Mavo 4 dictée G en conditionel
Chapitre 7
Rendez-vous au Maroc!
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
This lesson contains 42 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Chapitre 7
Rendez-vous au Maroc!
Slide 1 - Slide
Planning d'aujourd'hui
* Voc. G : dictée
* Parler français : prononciation
* Texte G : 90 et 91 et 102 et 103
* H : Oefenen en herhalen
* C : pouvoir en vouloir nog eens oefenen en herhalen
Slide 2 - Slide
Doel van de "dictées"
1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.
2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.
3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.
4. De uitspraak wordt geoefend.
5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.
6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.
Slide 3 - Slide
Prends ton stylo!
Dictée voc. G
Slide 4 - Slide
Dictée
* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal
* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal
Slide 5 - Slide
Dictée chapitre 2: Vocabulaire G
1. Le téléspectateur.
2. Participer à
3. La soirée
4. Vous voulez boire quelque chose?
5. Pour moi, un coca, s'il vous plaît.
Slide 6 - Slide
Dictée chapitre 2: Vocabulaire G
6. Bijwonen.
7. Mijn zus is vrolijk.
8. Eten.
9. Poeven.
10. Wilt u iets drinken?
Bonus voor de vertaling van: bijwonen
Zie volgende slide!
Slide 7 - Slide
Dictée chapitre 2: Vocabulaire G
Bijwonen:
Ik woon het concert bij.
Jij hebt het concert bij gewoond.
Hij woonde het concert bij.
Wij zullen het concert bijwonen.
Wij zouden het concert bijwonen.
Slide 8 - Slide
Dictée chapitre 2: Vocabulaire G
Bijwonen:
Ik woon het concert bij. présent (tt)
Jij hebt het concert bij gewoond. passé composé (vtt)
Hij woonde het concert bij. imparfait (ovt)
Wij zullen het concert bijwonen. futur (toekomende tijd)
Wij zouden het concert bijwonen. conditionnel (zouden)
Slide 9 - Slide
Dictée chapitre 2: Vocabulaire G
Assister à: à le wordt au
Ik woon het concert bij. J'assiste au concert.
Jij hebt het concert bijgewoond. Tu as assisté au concert.
Hij woonde het concert bij. Il assistait au concert.
Wij zullen het concert bijwonen. Nous assisterons au concert.
Wij zouden het concert bijwonen. Nous assisterions au concert.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Parler français
Hoe vraag je:
* Heeft u een tafel gereserveerd? Wilt u iets drinken?
* Heeft u liever vlees of vis? Heeft u een keuze gemaakt?
* Heeft het gesmaakt?
Hoe zeg je:
* Ja, ik heb gereserveerd op naam van..... * Voor mij een cola, alstublieft.
* Ik heb liever vlees. * Als voorgerecht zou ik graag soep willen.
* Ja, het was heel lekker / Nee, het was niet lekker.
Slide 12 - Slide
Vous avez réservé une table?
Oui, j'ai réservé au nom de .......
Slide 13 - Slide
Vous voulez boire quelque chose?
Pour moi, un coca s'il vous plaît.
Slide 14 - Slide
Vous préférez la viande ou le poisson?
Je préfère la viande.
Slide 15 - Slide
Quelle attraction est moins chère?
Le jeu de piste est moins cher que le musée.
Slide 16 - Slide
Vous avez choisi?
Comme entrée, je voudrais de la soupe.
Slide 17 - Slide
Ça a été?
Oui, c'était très bon.
Non, ce n'était pas bon.
Slide 18 - Slide
Afsluitende begroeting!
À tout à l'heure
Au revoirÀ bientôt
À plus
À vendredi
À ce soir
À demain
Slide 19 - Slide
Vous avez réservé une table?
Vous voulez boire quelque chose?
Vous préférez la viande ou le poisson?
Vous avez choisi?
Ça a été?
Oui, mon nom est........
Oui, j'ai réservé au nom de .......
Pour moi, un coca, s'il vous plaît.
Je préfère la viande.
Comme entrée, je voudrais de la soupe.
Oui, c'était très bon.
Non, ce n'était pas bon.
Vous pourriez l'épeler?
Slide 20 - Slide
Even woordenschat verwerven
les sorties (de uitjes)
Slide 21 - Slide
Les sorties
Le cinéma l'anniversaire le match le spectacle
un festival les jours de la semaine
les horaires
Slide 22 - Slide
Even woordenschat verwerven
la nourriture
Slide 23 - Slide
La nourriture
la viande le poisson la soupe un coca la boisson
l'entrée le plat principal le dessert
vous avez choisi? C'est bon! C'était délicieux!
Slide 24 - Slide
La nourriture
J'ai faim j'ai soif bon appétit
réserver commander manger boire
j'ai mangé j'ai bu
Slide 25 - Slide
Prends ton ordinateur!
Cherche LessonUp!
Slide 26 - Slide
Sur la table....
* TES LIVRES:
Livre de textes
Livre d'exercices A
* TON CAHIER
* TA TROUSSE
* TON ORDINATEUR
Slide 27 - Slide
Prends tes livres!
Livre de textes:
page 90 et 91
Livre d'exercices A
page 102 t/m 104
Ex: 26 bespreken
Slide 28 - Slide
Prends tes livres!
Livre de textes:
page 92
Livre d'exercices A
page 107 en 108
Ex: 31 bespreken
Slide 29 - Slide
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 30 - Slide
futur en conditionnel
Wij hebben ook ontdekt dat de werkwoorden "zullen" (futur) en "zouden" (conditionnel) in het Frans niet bestaan. Je moet dan de juiste uitgangen leren:
futur: conditionnel:
ai je voudrai chercher (ik zal zoeken) ais je voudrais chercher (ik zou zoeken)
as ais
a ait
ons ions
ez iez
ons aient
Slide 31 - Slide
futur en conditionnel
Maak de zin af in het Frans:
Si elle avait gagné au Loto, elle ......... (zou kopen) une voiture rouge.
Slide 32 - Slide
conditionnel
In de grammatica H op blz. 92 zie je niet alleen 3 regelmatige werkwoorden staan: donner finir vendre vervoegt in de tijd "conditionnel" maar ook 8 onregelmatige werkwoorden:
être avoir faire vouloir aller venir pouvoir devoir
Deze moet je uit het hoofd leren.
Slide 33 - Slide
conditionnel van de onregelmatige werkwoorden:
Leer de volgende 8 werkwoorden uit je hoofd:
être (zijn) aller (gaan)
avoir (hebben) venir (komen)
faire (doen/maken) pouvoir (kunnen)
vouloir (willen) devoir (moeten)
Slide 34 - Slide
conditionnel: onregelmatige ww
être ser.... nous serions wij zouden
avoir aur...
faire fer...
vouloir voudr... vous voudriez u zou/jullie zouden
aller ir.....
venir viendr...
pouvoir pourr....
devoir devr...... tu devrais jij zou moeten
Slide 35 - Slide
Prends tes livres!
Livre de textes:
page 92
Livre d'exercices B
page 106 t/m 108
Slide 36 - Slide
Résumé
Maroc / Marrakech!
Les activités: feest/ film
Fan agenda: des activités
Les verbes vouloir et pouvoir
Prendre un rendez-vous
Aller au restaurant
Commander des plats
les conditionnel (zouden)
Slide 37 - Slide
On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.
Slide 38 - Slide
On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.
Slide 39 - Slide
Maak de zin af in het Frans:
Si elle avait gagné au lotto, elle ......... (zou kopen) une voiture rouge.
Si elle avait gagné au lotto, elle ......... (zou kopen) une voiture rouge.
Slide 40 - Open question
Au travail
Wat : Maken opdracht H 32 samen in tweetallen
Hoe : Eerst doet de docent de eerst opdracht voor dan jullie de rest
Wie : Gedeeltelijk samen met docent
Tijd : 8 minuten
Klaar : Maken opdracht I: 33e en 35 op blz. 109 en 110
Slide 41 - Slide
Les devoirs
Zie magister: Leren H alles over de conditionnel
Herhalen C alles over pouvoir en vouloir
Maken I: opdracht 33e en 35
