Leestekens

Hoofdstuk 4, spelling
LEESTEKENS
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4, spelling
LEESTEKENS

Slide 1 - Slide

Doelen

  • Je kunt de belangrijkste leestekens noemen
  • Je kunt de puntkomma (;) op de juiste manier gebruiken
  • Je kunt leestekens bij een citaat gebruiken

Slide 2 - Slide

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.

Als het zo hard stormt ... kan het dak er wel afwaaien ...

Slide 3 - Open question

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Ik geef je één advies ... ga niet op pad zonder muggenolie ... paraplu en plattegrond ...

Slide 4 - Open question

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Jongens ... willen jullie een beetje aan de kant gaan ...

Slide 5 - Open question

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Jasmijn heeft de hele wereld rondgereisd ... maar in Drenthe is ze nog nooit geweest ...

Slide 6 - Open question

De belangrijkste leestekens
De belangrijkste leestekens zijn de volgende:
1. Punt (.)
2. Vraagteken (?)
3. Uitroepteken (!)
4. Dubbele punt (:)

Slide 7 - Slide

Puntkomma (;)
Een puntkomma gebruik je wanneer een opsomming uit langere delen bestaat.
Voorbeeld: 
Je kunt bij ons huiswerkinstituut terecht wanneer je beter wilt leren plannen; wanneer je het moeilijk vindt om je te concentreren; wanneer je moeite hebt met sommige vakken en als je een achterstand wilt inhalen.

Slide 8 - Slide

Leestekens bij een citaat
Als je iemands letterlijke woorden wilt citeren, noemen we dat een directe rede of een citaat. Wanneer je een citaat aankondigt doe je dat met een dubbele punt. Het citaat zet je tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld: 
Anton zei: 'Morgen heb ik weer een wedstrijd.'
Jani vroeg: 'Wie is er wel eens in Finland geweest?'

Slide 9 - Slide

Een citaat kan ook vooraan in de zin staan. Je hoeft de dubbele punt dan niet te gebruiken, maar wél de aanhalingstekens!
Voorbeeld:
'Morgen heb ik weer een wedstrijd,' zei Anton.

LET OP: wanneer de directe rede vooraan in de zin staat, schrijf je na het citaat een komma zoals in de eerste zin.

Slide 10 - Slide

LET OP: wanneer je de directe rede afsluit met een vraag- of uitroepteken, hoef je de komma niet te gebruiken.

Voorbeeld:
'Hebben we morgen weer een wedstrijd?' vroeg Anton.

Slide 11 - Slide

Indirecte rede
Wanneer je niet letterlijk iemands woorden overneemt, noem je dat een indirecte rede. Je hoeft dan geen aanhalingstekens te gebruiken.

Voorbeeld:
Anton zei dat hij morgen weer een wedstrijd heeft.

Slide 12 - Slide

OEFENEN
LEESTEKENS

Slide 13 - Slide

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Als laatste woorden sprak de zeevaarder Van Speijk Dan liever de lucht in.

Slide 14 - Open question

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Jasmina mopperde We mogen ook nooit wat

Slide 15 - Open question

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Gaan jullie mee naar het strand vroeg oom Henk

Slide 16 - Open question

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.
De weerman zei Morgen wordt het in het noordoosten rond 18 graden met kans op neerslag in het zuiden ongeveer 21 graden en in het kustgebied 17 graden met behoorlijk wat wind.

Slide 17 - Open question

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Onze coach vertelde dat hij ontzettend trots is op ons team

Slide 18 - Open question

OEFENEN
HOOFDLETTERS & LEESTEKENS

Slide 19 - Slide

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
daan gilde au ik ben door een wesp gestoken

Slide 20 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
papa ik ben bang in het donker fluisterde de kleine hannah

Slide 21 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
meneer jansen zei neem zelf eten drinken zonnebrandcrème en zwemkleding mee naar terschelling

Slide 22 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik spaar voor een scooter van piaggio vertelde douwe

Slide 23 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
alleen deze zaterdag drie komkommers voor één euro riep de marktkoopman

Slide 24 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
wie nu nog praat stuur ik de gang op waarschuwde de leraar

Slide 25 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
geke vroeg wie er allemaal zin in een patatje hadden

Slide 26 - Open question

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
de directeur deelde mee dat hij in januari naar het noorden gaat verhuizen

Slide 27 - Open question

Doelen

  • Je kunt de belangrijkste leestekens noemen
  • Je kunt de puntkomma (;) op de juiste manier gebruiken
  • Je kunt leestekens bij een citaat gebruiken

Slide 28 - Slide


Heb jij de doelen behaald?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Leg uit waarom jij de doelen wel of niet hebt behaald.

Slide 30 - Open question


Wat heb je geleerd?

Slide 31 - Open question

KLAAR!
GA DOOR MET DE OPDRACHTEN VAN JE PLANNER.

Slide 32 - Slide