transport

Transport
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Transport

Slide 1 - Slide

Wat doen witte bloedcellen?

Slide 2 - Open question

Bloed bestaat uit:
A
rode en witte bloedcellen en bloedplasma
B
rode en witte bloedcellen en vaste bestanddelen
C
rode en witte bloedcellen en plaatjes
D
Rode en witte bloedcellen en hemoglobine

Slide 3 - Quiz

Wat kan je vertellen over rode bloedcellen?

Slide 4 - Open question

Wat is de functie
van witte bloedcellen?

Slide 5 - Open question

Rode bloedcel
Witte bloedcel
Bloedplaatje

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Video

Basisstof 3 Het hart
https://jeugdjournaal.nl/artikel/2405689-voor-het-eerst-nederlandse-patient-met-namaak-hart.html

Slide 8 - Slide

Uitleg het hart
Je ziet hier het buitenaangezicht van het hart.

Om het hart lopen kransslagaders om zuurstof aan het hart te geven.

Slide 9 - Slide

Het hart
Hoe ziet het hart eruit?
De werking van het hart.
Het hartritme

Slide 10 - Slide

Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
B
Het bloed stroomt per omloop twee keer door het hart
C
Alle rode bloedcellen gaan per omloop twee keer door het hart.
D
Het hart zuurstofrijk en zuurstofarm bloed vervoert.

Slide 11 - Quiz

Bestaat de dubbele bloedsomloop alleen uit de kleine bloedsomloop?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

In de afbeelding is de bloedsomloop van een ara schematisch getekend.
Behoren de longen van de ara tot de grote bloedsomloop of tot de kleine bloedsomloop?
A
Tot de grote bloedsomloop
B
Tot de kleine bloedsomloop

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Welk bloedvat of welke bloedvaten heeft of hebben kleppen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 16 - Quiz

Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 17 - Quiz

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen

Slide 18 - Quiz

Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader.
In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen in de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en de poortader
D
In de leverader en de leverslagader

Slide 19 - Quiz

Een bloedvat heeft een dikke wand.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Bloedvat 1
Bloedvat 2
Bloedvat 3
Ader
Slagader
Haarvat

Slide 22 - Drag question

In de afbeelding zie je verschillende typen bloedvaten.
Wat is de naam van elk type bloedvat? 
Slagader 
Ader
Haarvat

Slide 23 - Drag question

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten.

Sleep de bloedvaten naar de juiste namen.
Kransslagader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader

Slide 24 - Drag question

Welk bloedvat is zuurstofarm?
zuurstofarme bloedvaten
Aorta
Longader
Longslagader
Holle ader
Poortader
Nierslagader

Slide 25 - Drag question

In de onderstaande afbeelding  zijn schematisch de lever en een deel van de dunne darm van de mens met aan- en afvoerende bloedvaten getekend. De bloedvaten staan aangegeven met cijfers. De namen van de bloedvaten staan aan de rechterkant. Sleep nu de namen van de bloedvaten naar het juiste cijfer.
1
2
3
4
leverslagader
darmslagader
poortader
leverader

Slide 26 - Drag question

Bloedvat 1 bevat meer zuurstof dan bloedvat 2 en 3, bloedvat 2 bevat meer glucose dan bloedvat 1 en 3. Zet de bloedvaten op de juiste plek.
Lever
1
2
3
Leverslagader
Leverader
Poortader

Slide 27 - Drag question

Het hart heeft .........?
A
3 kamers en 3 boezems
B
4 kamers
C
2 boezems en 2 kamers
D
4 boezems

Slide 28 - Quiz

8.
A: Hart-longen-hart
B: Hart-organen-hart
A
A= kleine bloedsomloop B= grote bloedomloop
B
A= grote bloedsomloop B= kleine bloedsomloop

Slide 29 - Quiz

In welk onderdeel van het hart gaat bloed het hart uit?
A
Boezems
B
Kamers

Slide 30 - Quiz

Gaan slagaders van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe

Slide 31 - Quiz

Gaan aderen naar het hart toe of van het hart af?
A
Naar het hart toe
B
Van het hart af

Slide 32 - Quiz

In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit

Slide 33 - Drag question

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Niet zo'n gespierde wand
Overal kleppen
Kleppen bij het hart

Slide 34 - Drag question