HV1 oefentoets woordsoorten 2025

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Oefentoets woordsoorten

Heel veel succes! 

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Denk jij dat Sjoerd zich zo'n DUUR horloge kan veroorloven?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Denk JIJ dat Sjoerd zich zo'n duur horloge kan veroorloven?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. voegwoord
4. vragend voornaamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

IK heb me vergist bij het tellen van mijn spaargeld.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik heb me vergist bij het tellen van MIJN spaargeld.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik heb me vergist bij het tellen van mijn SPAARGELD.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

WIJ zijn elkaar nooit meer tegengekomen nadat haar tante is verhuisd.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bijwoord
3. voegwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Wij zijn elkaar NOOIT meer tegengekomen nadat haar tante is verhuisd.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bijwoord
3. voegwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Wij zijn elkaar nooit meer tegengekomen nadat HAAR tante is verhuisd.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bijwoord
3. voegwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik SCHAAM me voor mijn broertje.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. hulpwerkwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik schaam me VOOR mijn broertje.

1. voorzetsel
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. voegwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik schaam me voor mijn BROERTJE.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik schaam me voor mijn broertje als hij weer iets IRRITANTS zegt.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. bijwoord
4. voegwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik schaam me voor mijn kleine broertje ALS hij weer iets irritants zegt.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voegwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Ik schaam me voor mijn KLEINE broertje als hij weer iets irritants zegt.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voegwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Gisteren zagen we op TELEVISIE een erg uitgebreide reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. bijwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

GISTEREN zagen we op televisie een erg uitgebreide reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. bijwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Gisteren zagen we op televisie een ERG uitgebreide reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. bijwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Gisteren zagen we op televisie een erg UITGEBREIDE reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. zelfstandig werkwoord
4. bijwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Gisteren zagen we OP televisie een erg uitgebreide reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voorzetsel
3. voegwoord
4. bijwoord

Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.

Gisteren ZAGEN we op televisie een erg uitgebreide reportage.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. hulpwerkwoord
4. bijwoord