*Oefentoets woordsoorten H1, 3 ,4 en 5 en herhaling jaar 1
Oefentoets woordsoorten H1, 4 en 5 en herhaling jaar 1, havo 2
VEEL SUCCES!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefentoets woordsoorten H1, 4 en 5 en herhaling jaar 1, havo 2
VEEL SUCCES!
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.
WE moeten ons niet zo vreselijk ergeren aan het gehuil van dat kleinzoontje van ons.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voegwoord
D
lidwoord
Slide 3 - Quiz
Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.
We moeten ons niet zo VRESELIJK ergeren aan het gehuil van dat kleinzoontje van ons.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 4 - Quiz
Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.
We moeten ons niet zo vreselijk ergeren aan het gehuil van DAT kleinzoontje van ons.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
lidwoord
Slide 5 - Quiz
Benoem het GROOTGEDRUKTE woord.
We moeten ons niet zo vreselijk ergeren aan het gehuil van dat KLEINZOONTJE van ons.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
lidwoord
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Benoem het grootgedrukte woord.
Verbaast het JULLIE niet dat jullie jongste zus zulke hoge cijfers haalt?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 8 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Verbaast het jullie niet dat JULLIE jongste zus zulke hoge cijfers haalt?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 9 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Verbaast het jullie niet dat jullie jongste zus zulke HOGE cijfers haalt?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de HONDERD meter in het zwembad minder snel af dan zijn teamgenoot.
A
telwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 12 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd METER in het zwembad minder snel af dan zijn teamgenoot.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 13 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd meter IN het zwembad minder snel af dan zijn teamgenoot.
A
telwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 14 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd meter in HET zwembad minder snel af dan zijn teamgenoot.
A
voorzetsel
B
bijwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord
Slide 15 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd meter in het zwembad MINDER snel af dan zijn teamgenoot.
A
telwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 16 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd meter in het zwembad minder snel af dan ZIJN teamgenoot.
A
onbepaald lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Benoem het grootgedrukte woord.
Hij legt de honderd meter in het zwembad minder snel af dan zijn TEAMGENOOT.
A
zelfstandig naamwoord
B
voegwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Noteer de telwoorden uit onderstaande zin en benoem ze.
Op dit festival in 2024 worden 50.000 bezoekers verwacht, waarvan naar schatting 95% uit Nederland komt.
Slide 20 - Open question
Noteer de telwoorden uit onderstaande zin en benoem ze.
Sommige genodigden hadden wat geld meegenomen.
Slide 21 - Open question
Noteer de telwoorden uit onderstaande zin en benoem ze.
De zoveelste bezoeker kreeg enkele waardebonnen cadeau.
Slide 22 - Open question
Noteer de telwoorden uit onderstaande zin en benoem ze.
Op tweede paasdag is er veel terugkerend vakantieverkeer op de weg.
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Slide
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
DIE nieuwe methode om DE toets te leren, leek haar HEEL erg handig.
Slide 25 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
GISTEREN ging ik MET de fiets, WANT de FIETSENMAKER had hem weer gerepareerd.
Slide 26 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
De WINNAAR is degene die als EERSTE al ZIJN pionnen heeft VERZAMELD.
Slide 27 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
HET zal altijd EEN geluksspel blijven, omdat je de boel tactisch bijna niet KUNT BEÏNVLOEDEN.
Slide 28 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
WAT VINDEN JULLIE van DIE nieuwe disco?
Slide 29 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, betr.vnw (m.i.a.), vz, bw, bep.hoofdtelw, onbep.hoofdtelw, bep.rangtelw, onbep.rangtelw.
De beste stuurlui STAAN volgens DIT NEDERLANDS spreekwoord ALTIJD AAN wal.
Slide 30 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
MIJN vader heeft ONS NAAR school gebracht, OMDAT het de hele ochtend regende.
Slide 31 - Open question
Neem de GROOTGEDRUKTE woorden uit onderstaande zinnen over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: blw, olw, zn, bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, vz, bw, telw, vgw.
TIJDENS de demonstratie HEEFT de politie van AMSTERDAM vele arrestaties MOETEN VERRICHTEN.