Thema 8 Oefentoets Basisstof 1 tm 6

Thema 8 oefentoets regeling
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 8 oefentoets regeling

Slide 1 - Slide

Bekijk de volgende film en maak daarna de vragen

Slide 2 - Slide

Welk onderdeel hoort niet bij het centrale zenuwstelsel?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Zenuwen
D
Ruggenmerg

Slide 3 - Quiz

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

In gemengde zenuwen lopen impulsen van.........naar.....?
A
van zintuig naar het centrale zenuwstelsel
B
van het centrale zenuwstelsel naar een spier of klier
C
-van zintuig naar het centrale zenuwstelsel -van het centrale zenuwstelsel naar een spier of klier

Slide 5 - Quiz

Op welke afbeelding zie je het centrale zenuwstelsel?
A
B
C

Slide 6 - Quiz

Je gehoorzenuw behoort tot het centrale zenuwstelsel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 9 - Quiz

Stimulerende middelen zoals xtc laten je zenuwstelsel sneller werken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Maken de zenuwen in je rechterbil onderdeel uit van het centrale zenuwstelsel?
A
Ja, want er gaan zenuwen naar toe
B
Ja, alle zenuwen horen bij het centrale zenuwstelsel
C
Nee, alleen de zenuwen uit de linkerbil horen bij het centrale zenuwstelsel.
D
Nee, want zenuwen horen niet bij het centrale zenuwstelsel

Slide 11 - Quiz

Een reflex beschermt jouw lichaam tegen beschadigingen
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Welk onderdeel is de uitloper van de zenuwcel?
A
Het groene
B
Het rode
C
Het paarse
D
De zwarte sprietjes

Slide 13 - Quiz

Wat is een zenuw?
A
een bundel uitlopers en cellichamen van zenuwcellen
B
een bundel uitlopers van zenuwcellen
C
een cel die impulsen kan geleiden
D
twee zenuwcellen die met elkaar verbonden zijn

Slide 14 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
Iets wat je voelt als je iets scherps aanraakt.
B
Een invloed uit je omgeving.
C
Een signaaltje dat vervoert wordt door je lichaam.
D
Een onderdeel van het centraal zenuwstelsel.

Slide 15 - Quiz

Wat is een impuls?
A
een signaal uit de omgeving
B
signaal in de hersenen
C
een elektrisch signaal dat door zenuwen gaat

Slide 16 - Quiz

Hoe heet R?
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 17 - Quiz

Het laagje rondom de zenuwuitlopers is een isolerend laagje, het zorgt ervoor dat de impulsen niet naar  een andere uitloper kunnen overspringen.

Slide 18 - Slide

Wat is een hernia?
Bekijk het filmpje waarin wordt uitgelegd wat een hernia is, beantwoord daarna de vragen 

Slide 19 - Slide

Een hernia is:
A
zenuwen die klem komen te zitten
B
bloedvaten die klem komen te zitten

Slide 20 - Quiz

De grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg samen noem je
A
zenuwen
B
centrale zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding zie je de hersenen van een mens. Wat zijn de hersenen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
D
Een organisme

Slide 22 - Quiz

Welke functies van de hersenen worden beïnvloed door medicijnen, drugs en alcohol?
A
Waarnemingsvermogen en reactievermogen
B
Grote hersenen en kleine hersenen

Slide 23 - Quiz

Wat doen de kleine hersenen?
A
Zorgen ervoor dat je spieren samenwerken en je in evenwicht blijft
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Wat is een reflex?
In een reflex stapte Sanne opzij.
A
een onbewuste/ automatische reactie
B
een vriendelijk gebaar
C
een vrijwillige besluit

Slide 26 - Quiz

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 27 - Quiz

Soorten reflexen:
  • Terugtrekreflex
  • Kniepeesreflex
  • Pupilreflex
  • Niesreflex
  • Hoestreflex

Slide 28 - Slide

Hoe noem je dit?
A
bewuste reactie
B
terugtrekreflex

Slide 29 - Quiz

Het hormoonstelsel
Bekijk de volgende video en beantwoord daarna de vragen


Slide 30 - Slide

Wat is het hormoonstelsel?
A
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
B
Alle klieren die hormonen in het lichaam maken
C
Alle hormonen die worden aangemaakt in het lichaam
D
Alle zenuwen die hormonen aanmaken

Slide 31 - Quiz

Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN taak van het zenuwstelsel?
A
Impulsen vanaf zintuigen verwerken
B
Spieren aan het werk zetten
C
Klieren aan het werk zetten
D
De hoeveelheid glucose in het bloed regelen

Slide 33 - Quiz

Zien we links een hormoonklier? En rechts?
A
Alleen de klier links is een hormoonklier
B
Alleen de klier rechts is een hormoonklier
C
Geen van beiden zijn hormoonklieren
D
Beiden zijn hormoonklieren

Slide 34 - Quiz

Enkele hormoonklieren bij mensen zijn: eierstokken, schildklier en teelballen.
Welk of welke van deze klieren maken geslachtshormonen? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Eierstok
B
Schildklier
C
Teelballen
D
Allemaal

Slide 35 - Quiz

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 36 - Quiz

Welk orgaan zorgt voor het regelen van de bloedsuikerspiegel?
A
Bijnieren
B
Eilandjes van Langerhans
C
Teelballen
D
Eierstokken

Slide 37 - Quiz