Pincode klas 2 H2 Par 2

Pincode klas 2 H1 Par 2

Herhaling paragraaf 1

Beantwoord de volgende vragen.

  • 1) Noem 3 basisbehoeften?
  • 2) Wat zijn luxe behoeften?
  • 3) Noem twee middelen?
  • 4) Waarom zijn middelen schaars?
  • 5) Wat is consumeren?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pincode klas 2 H1 Par 2

Herhaling paragraaf 1

Beantwoord de volgende vragen.

  • 1) Noem 3 basisbehoeften?
  • 2) Wat zijn luxe behoeften?
  • 3) Noem twee middelen?
  • 4) Waarom zijn middelen schaars?
  • 5) Wat is consumeren?

Slide 1 - Slide

Paragraaf 2 Wat kun je kopen?


Middelen zijn schaars, je hebt er nooit genoeg van om alles te kopen. Je zult keuzes moeten maken.

De keuze wordt beinvloed door de prijs en de kwaliteit van de goederen.

De consument wordt beïnvloed door:

Vrienden en familie, dit is sociale beinvloeding.

Verkopers en fabrikanten (makers van producten), dit is commerciele beinvloeding.


Waar mensen hun geld aan uitgeven noemen we het bestedingspatroon.


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Keuzes maken

Keuzes maken hoort bij het omgaan met geld.

Als je alleen woont, moet je soms pijnlijke keuzes maken want meestal heb je niet genoeg geld om alles te kopen.

Veel behoeften (wensen) en te weinig middelen (geld,tijd en bezittingen).


Welke keuzes zou jij maken als je alleen zou zijn?


Slide 4 - Slide

Belangrijk bij keuzes maken

Consumenten vinden de prijs-kwaliteit verhouding belangrijk.

Bij een hoge prijs verwacht je een hoge kwaliteit.

Bij een lage prijs verwacht je een mindere kwaliteit.

Het kan zo zijn dat een goedkoop product goede kwaliteit heeft maar meestal is dat niet zo.

Producten met een hoge prijs hebben meestal een hoge kwaliteit maar ook dat is niet altijd zo.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Link

Welk woord komt op de puntjes?
Kun je in veel behoeften voorzien dan is je ......... groot

Slide 8 - Open question

Welke stelling is juist?
Stelling 1: Als je je niets aantrekt van de reclame, is er sociale beïnvloeding.
Stelling 2: Commerciële beïnvloedingen sociale beïnvloeding kunnen invloed hebben op jouw besluit om iets te kopen.
A
geen van beide is juist
B
alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn juist

Slide 9 - Quiz

Behoeften verdeel je in
A
Primaire en basis behoeften
B
Basis en overige behoeften
C
Luxe en secundaire behoeften

Slide 10 - Quiz

Economie gaat over het vervullen van behoeften. Welke producten horen bij de basis behoeften?
A
Mobiele telefoon
B
Brood
C
Vakantie
D
Auto

Slide 11 - Quiz

In welk rijtje staan alleen basis behoeften
A
Eten, drinken, voetbal
B
Frites met, milkshake, winterjas
C
Eten, drinken, winterjas
D
Eten, vakantie, iPhone X

Slide 12 - Quiz

Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed

Slide 13 - Quiz

Als je moeder zegt dat je met "die broek het huis niet meer in komt", dan spreken we van
A
sociale beïnvloeding
B
kindermishandeling
C
commerciële beïnvloeding
D
vergelijkend warenonderzoek

Slide 14 - Quiz

Wat is een prioriteitenlijst
A
Een lijst met jouw behoeften
B
Een lijst met daarop jouw beste muziek
C
Een lijst met jouw behoeften de belangrijkste staat bovenaan
D
Een lijst met je verwachte inkomsten en uitgaven.

Slide 15 - Quiz

Consumeren is:
(kies het meest juiste antwoord)
A
Het kopen van goederen en diensten om in je behoeften te voorzien
B
Het kopen van diensten
C
Het kopen van goederen
D
Het kopen van goederen en diensten

Slide 16 - Quiz

Bij welk antwoord staan alleen diensten?
A
een concert van Jan Doddema , naar de kapper gaan, een taxirit
B
een iPhone, een economieles, een leesboek
C
een voetbal, naar de kapper gaan, een horloge
D
Geen antwoord is goed

Slide 17 - Quiz

Reclame wordt gemaakt om:
A
Het product bij de consument bekend te maken
B
Het product beter te verkopen
C
Informatie te geven over het product
D
A,B,C. Zijn alle drie goed

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van commerciële beïnvloeding?
A
een klasgenoot vindt dat je een bepaald product beter niet kunt kopen
B
je koopt altijd hetzelfde merk frisdrank
C
in de winkel kies je altijd voor het goedkoopste brood
D
je wilt net zo "cool" zijn als die jongeren in de reclame die op straat dansen

Slide 19 - Quiz

Maken t/m 1.2 opdracht 25

Slide 20 - Slide