Les 4 6.2 en 6.3 taalpuzzel

Taalontwikkeling
Pedagogisch Werk 1 
Thema 6.2 en 6.3 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalontwikkeling
Pedagogisch Werk 1 
Thema 6.2 en 6.3 

Slide 1 - Slide

Inhoud
Vorige keer
Komende weken
6.2 en 6.3 Taalverwerving
Afronding

Slide 2 - Slide

Vorige keer
- Taalverwerving 
- Taalproductie
- Taalbegrip
- Woordenschat 

- Keuze: zelfstandig aan de slag 

Slide 3 - Slide

Stelling I: Het kind kent een woord productief als het de betekenis van het woord herkent, wanneer hij het hoort of leest.

Stelling II: Een kind beheerst een woord receptief wanneer hij het woord niet alleen begrijpt, maar ook zelf kan gebruiken als het spreekt of schrijft.
A
Stelling I is fout en II is goed
B
Stelling I is goed en II is fout
C
Stelling I en II zijn beide fout
D
Stelling I en II zijn beide goed

Slide 4 - Quiz

Welk van de onderstaande antwoorden omschrijft het begrip taalproductie?
A
Het je eigen maken van een taal.
B
Het kind leert hoe je taal zichtbaar en hoorbaar kunt gebruiken.
C
Het kind leert wat taal inhoudt.
D
Alle woorden van een taal of woorden die een kind kent.

Slide 5 - Quiz

Komende weken 
Volgende week boek Onderwijsassistent mee!

Slide 6 - Slide

Aan de slag! 
Probeer de opdracht te maken door de vragen te beantwoorden aan de hand van de theorie uit je boek. 

Slide 7 - Slide

6.2 Taalverwerving
  • Wat is taal?
  • Waarvoor gebruiken we taal?
  • Hoe hebben we taal geleerd?
  • Wat is taalverwerving?

Slide 8 - Slide

6.2 Taalverwerving
Taalverwerving: het je eigen maken van taal.
  • De kritische periode tussen 0-5 jaar.
  • Taalverwerving begint spontaan en gebeurt door imitatie.
  • Het kind moet lichamelijk in staan zijn te kunnen horen, luisteren en geluid maken 
  • Noodzakelijk is een taalrijke omgeving (opvoeders)

Slide 9 - Slide

6.2 Taalverwerving
Het kind ontwikkelt taalbegrip:  leren wat taal inhoudt, en hoe het taal kan gebruiken (taalproductie).
 

Vormen van taalproductie; spreken, schrijven, het maken van gebaren(taal), mimiek, stembuiging (intonatie) etc.

Slide 10 - Slide

6.2 Taalverwerving
De woordenschat vormt de basis van taalverwerving.
Woordenschat: alle woorden en begrippen die het kind kent.

Receptieve woordenschat: een kind herkent de betekenis van het woord wanneer hij het leest/hoort (aanwijzen juiste plaatje bij bepaald woord)

Productieve woordenschat: een kind begrijpt het woord maar weet het ook toe te passen (schrijven/spreken).
 
Welke woordenschat is groter? Waarom?



Slide 11 - Slide

6.2 Taalverwerving
Hoe leert een kind zijn moedertaal?

https://www.youtube.com/watch?v=FMeghIVMOyg  

Slide 12 - Slide

Vragen?
Fijn weekend! 

Slide 13 - Slide