lezen (H2.3)

Wat gaan we doen?
  • Spreekwoord
  • Lesdoel 
  • Feiten en meningen
  • KGT aan het werk, BK extra uitleg: inleiding-kern-slot
  • Allemaal aan de slag
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Spreekwoord
  • Lesdoel 
  • Feiten en meningen
  • KGT aan het werk, BK extra uitleg: inleiding-kern-slot
  • Allemaal aan de slag

Slide 1 - Slide

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.

Slide 2 - Slide

Wat betekent: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken?

Slide 3 - Open question

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
= je moet niet kritisch zijn over iets wat je cadeau hebt gekregen.

Slide 4 - Slide

Een gegeven paard...
Deze uitdrukking gaat terug op de paardenhandel. Wie vroeger een paard kocht keek in de bek van het paard om de leeftijd van het dier te controleren. Aan de tanden van een paard kun je namelijk zien hoe oud het is. Zo kun je nagaan of de verkoper je niet beduvelt door te zeggen dat het paard jonger is dan het in werkelijkheid is. Als je een paard cadeau krijgt, is het niet sympathiek tegenover de gever om de tanden te bekijken. Je suggereert ermee dat iemand je een oude knol gegeven zou kunnen hebben.

Slide 5 - Slide

Lesdoel
BK/KGT: Aan het eind van de les weet je wat het verschil is tussen een feit en een mening.

BK: Je weet wat een inleiding, kern en slot is.

Slide 6 - Slide

Feit
Iets wat waar is en wat je kunt controleren

Slide 7 - Slide

Mening
Iets wat iemand vindt over een onderwerp

Slide 8 - Slide

Ik vind mijn klas heel gezellig.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Het is vandaag 12 graden.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Mijn moeder gaat altijd met de fiets naar haar werk toe, want ze is bang dat ze te laat komt.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Omdat ik mijn leesboek ben vergeten, heeft Ellen in Magister gezet dat ik mijn materiaal ben vergeten.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quiz

Noteer twee feitjes over jezelf.

Slide 13 - Open question

Opdracht: feit of mening?
  • Bij elk tafelgroepje ligt een zin
  • Je gaat met je antwoordblad langs de tafel en noteert of de zin die je ziet, een feit of een mening is 



timer
4:00

Slide 14 - Slide

Bespreken
Hoe kun je van deze zin een feit maken? En andersom?

Slide 15 - Slide

KGT: In stilte aan de slag
Zie de opdrachten op het bord.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Wat?  BK: 1, 2, 3, 4, 6 en 7 (blz. 81 t/m 85)
            KGT: 1 t/m 6 (blz. 108 t/m 112)
Hoe? Vijf minuten in stilte. Daarna mag je overleggen.
Hulp: na vijf minuten in je tafelgroep.
Tijd:  15 minuten.
Klaar?  Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 17 - Slide

BK: inleiding - kern - slot
Inleiding: 
  • eerste alinea
  • vaak dikgedrukt
  • maakt meestal duidelijk wat het onderwerp is

Kern:
  • middenstuk van de tekst
  • bestaat uit twee of meer alinea's
  • geeft meer informatie over het onderwerp

Slot:
  • de laatste alinea
  • herhaalt de belangrijkste punten uit de tekst

Slide 18 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Spreekwoord
  • Stukje jeugdjournaal
  • Aan de slag 

Slide 19 - Slide

Wie A zegt, moet ook B zeggen.

Slide 20 - Slide

Wie A zegt, moet ook B zeggen.
= als je ergens mee begint, moet je het ook afmaken.

Slide 21 - Slide

Jeugdjournaal

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Wat?  BK: opdracht 8 t/m 12 (blz. 86 t/m 88)
            KGT: opdracht 7 t/m 10, 12, 13 & 14 (blz. 113 t/m 119)
Hoe? Eerste zes minuten in stilte. Daarna mag je overleggen.
Hulp: na vijf minuten in je tafelgroep.
Tijd:  15 minuten.
Klaar?  Lezen in je leesboek
timer
6:00

Slide 23 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Toets bespreken
  • Lesdoel
  • Aan de slag 

Slide 24 - Slide

Toets bespreken 

Slide 25 - Slide

Lesdoelen
KGT: Je weet wat signaalwoorden zijn die bij een opsomming horen.

BK: Je weet wat verkennend lezen is en hoe je dit kunt doen.


Slide 26 - Slide

Verkennend lezen
KGT weet als het goed is als hoe je verkennend kunt lezen. Samen kun je erachter komen hoe dit moet. Overleg met je tafelgroep (boek dicht) en schrijf samen minstens drie punten op die bij verkennend lezen horen.

Tijd: 5 min.
timer
5:00

Slide 27 - Slide

  • Lees de titel en de tussenkopjes
  • Lees de inleiding en het slot
  • Lees de woorden die vet of schuingedrukt staan
  • Bekijk de plaatjes
  • Lees de informatie onder de tekst (de bron)

Slide 28 - Slide

KGT: Voegwoorden

Slide 29 - Slide

KGT: uitleg signaalwoorden
In bijna elke tekst staan signaalwoorden. Deze signaalwoorden  laten een verband tussen alinea's, zinnen of woorden zien. Dit is bijvoorbeeld zo bij een opsomming.

Signaalwoorden bij een opsomming: Als eerste, bovendien, verder, daarnaast, ook, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 30 - Slide

Aan de slag
Wat?     BK: 13, 14, 16 (kb +15) (blz. 89 t/m 91)
               KGT: 16, 18, 19, 20, 22 (blz. 119 t/m 23)
Hoe?    Eerste tien minuten in stilte. Daarna mag je overleggen.
Hulp:    Na zes minuten in je tafelgroep.
Tijd:      20 minuten.
Klaar?  Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Toetsdatum
  • Herhaling toetsstof BK
  • Herhaling toetsstof KGT
  • Opdracht

Slide 32 - Slide

Datum toets: 7 december!!!
Op Magister staat precies wat je moet leren.

Slide 33 - Slide

BK: inleiding - kern - slot
Inleiding: 
  • eerste alinea
  • vaak dikgedrukt
  • maakt meestal duidelijk wat het onderwerp is

Kern:
  • middenstuk van de tekst
  • bestaat uit twee of meer alinea's
  • geeft meer informatie over het onderwerp

Slot:
  • de laatste alinea
  • herhaalt de belangrijkste punten uit de tekst

Slide 34 - Slide

  • Lees de titel en de tussenkopjes
  • Lees de inleiding en het slot
  • Lees de woorden die vet of schuingedrukt staan
  • Bekijk de plaatjes
  • Lees de informatie onder de tekst (de bron)

Doel: al een beetje weten waar de tekst over gaat, voordat je de tekst gaat lezen

Slide 35 - Slide

KGT: feiten en meningen

Slide 36 - Slide

KGT: Voegwoorden

Slide 37 - Slide

KGT: uitleg signaalwoorden
In bijna elke tekst staan signaalwoorden. Deze signaalwoorden  laten een verband tussen alinea's, zinnen of woorden zien. Dit is bijvoorbeeld zo bij een opsomming.

Signaalwoorden bij een opsomming: Als eerste, bovendien, verder, daarnaast, ook, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 38 - Slide

Knipselopdracht
Je krijgt zo meteen een verknipte tekst. Het is de bedoeling dat je deze tekst met je tafelgroepje in de goede volgorde gaat leggen. Denk bijvoorbeeld aan de inleiding, kern en slot... Je hebt er 5 minuten voor!
timer
5:00

Slide 39 - Slide

Lezen

Slide 40 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Spreekwoord
  • Uitleg synoniemen
  • Oefentoets bespreken
  • Kahoot
  • Raadsel

Slide 41 - Slide

Iemand op stang jagen.

Slide 42 - Slide

Iemand op stang jagen.
= iemand expres kwaad maken.

Slide 43 - Slide

Een synoniem is een woord dat (bijna) hetzelfde betekent.

Bijvoorbeeld: vrolijk - blij

Slide 44 - Slide

Oefentoets bespreken

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide