Als je twijfelt, kun je het werkwoord 'lopen' invullen op de plaats van een ander werkwoord. Hoor je een -t- achter de ik-vorm van het werkwoord 'lopen', dan moet je deze -t- ook noteren achter de -ik-vorm van een ander werkwoord:
ik loop => dus ook => ik word
loop jij => dus ook => word jij
hij
loopt => dus ook => hij
wordt