H4.2 Wat levert het op?

Kijk H4.1 na op magister
timer
5:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Kijk H4.1 na op magister
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Economie
Hoofdstuk 4
4.2 Wat levert het op?

Slide 2 - Slide

lesdoelen van vandaag
  •  Ik kan uitleggen wat een ondernemer is
  •  Ik kan 3 productiefactoren benoemen
  •  Ik kan vertellen wat concurrenten zijn en voorbeelden geven
  •  Ik kan winst berekenen
  •  Ik weet wanneer een bedrijf verlies maakt

Slide 3 - Slide

Aan de slag, 
Vanaf blz 102 --> maken 19  t/m 34, Hw

Vragen? Lees de tekst goed, vraag aan buurgenoot, snap je het nog steeds niet? Zet een vraagteken en werk verder.

klaar? kijk het na op magister en verbeter de opdrachten 
Klaar? maak een samenvatting 


timer
15:00

Slide 4 - Slide

Ondernemer
=
iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient

Slide 5 - Slide

productiefactoren
= Alles wat je nodig hebt om te kunnen produceren
3 groepen:

natuur
arbeid
kapitaal

Slide 6 - Slide

Natuur:
Alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, zonlicht en water

Slide 7 - Slide

Arbeid:
Al het werk dat mensen doen

Slide 8 - Slide

Kapitaal:
Geld waarmee je hulpmiddelen koopt die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals gereedschappen, gebouwen, machines en voertuigen.
(Kapitaalgoederen)

Slide 9 - Slide

concurrenten
bedrijven die dezelfde soort producten maken/verkopen of diensten leveren.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

winst berekenen
Door goederen of diensten te verkopen ontvang je geld. 
Dat is de OPBRENGST van de verkoop. Van de opbrengst moet je eerst alle KOSTEN betalen. 
Als er daarna geld overblijft, is dat je WINST.

Slide 12 - Slide

Winst= Opbrengsten - Kosten

Slide 13 - Slide

Wat als jouw winst een min getal is?

- Verlies
- lange tijd verlies en het niet kunnen betalen van jouw schulden resulteert tot het failliet gaan van het bedrijf

Slide 14 - Slide

Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is een voorbeeld van twee concurrenten?
A
Apple & Pepsi
B
Costes & Jumbo
C
Audi & Mercedes
D
Verkade & Hak

Slide 16 - Quiz

Wie zijn concurrenten?
A
Apple en Samsung
B
Heineken en Lays
C
Playstation en Albert Heijn
D
Etos en Intertoys

Slide 17 - Quiz

Welke bedrijven zijn concurrenten van elkaar?
A
De AH en de plaatselijke feestwinkel
B
De MC Donalds en de Burger King.
C
De C & A en de Jumbo
D
De Snipes winkel en Bol.com

Slide 18 - Quiz

Wanneer zijn twee winkels concurrenten?
Er zijn meerdere antwoorden goed!
A
Als de winkels buren van elkaar zijn.
B
Als de winkels dezelfde producten verkopen.
C
Als de winkels allebei tuingereedschap verkopen.
D
Als de winkels in dezelfde stad gevestigd zijn.

Slide 19 - Quiz

aan de slag
maak de opdrachten van 4.2

Slide 20 - Slide

lesdoelen behaald?
  •  Ik kan uitleggen wat een ondernemer is
  •  Ik kan 3 productiefactoren benoemen
  •  Ik kan vertellen wat concurrenten zijn en voorbeelden geven
  •  Ik kan winst berekenen
  •  Ik weet wanneer een bedrijf verlies maakt

Slide 21 - Slide